Mein Kampf

Afbeelding met tekst: Om dubieuze claims te voorkomen is deze afbeelding verwijderd.

Als ik van de tram naar huis loop, kom ik steevast langs een van de leukste kroegen van de buurt, De Nieuwe Lelie. Meestal loop ik door, maar vandaag zie ik buurman Peter staan. Buurman Peter en ik kennen elkaar al lang. Buurman Peter haalt graag na zijn werkdag een pilsje bij De Lelie. Eigenlijk moet ik aan mijn belastingen, maar ik vind het wel even mooi, het is nog vroeg, een uur of zeven. Vandaag vind ik een drankje met buurman Peter belangrijker.

Kortom, we raken aan de praat. Hij weet dat ik voor CIDI werk en op een gegeven moment zegt hij: “Ik moet je iets bekennen. Ik heb sinds vandaag Mein Kampf in huis.”
“Oh ja?”
Bij CIDI staan drie versies in de kast en ik hoop dat in 2015, wanneer het boek zal worden vrijgegeven, een geannoteerde versie zal worden uitgebracht, maar: “Peter, wat moet jij met die bagger?”
En buurman Peter, die ik al tien jaar ken, begint te vertellen. Een verhaal dat ik nog nooit van hem heb gehoord: “Mijn vader was veertien toen de oorlog uitbrak. Hij woonde tijdens de oorlog met mijn opa en oma op de Nieuwe Prinsengracht. Opa en oma hadden onderduikers. De hele Nieuwe Prinsengracht was onderkelderd. De muren waren weggebroken, zodat onderduikers van het ene adres naar het andere konden vluchten als dat nodig was. Opa en oma hadden de broertjes Ap en Lou van Velzen in huis. Ze hebben de oorlog overleefd.”

Peter bestelt nog een biertje en voor mij een droge witte wijn. En dan: “Ik ben opgegroeid met Ome Lou. Hij is na de oorlog gaan varen. Hij bracht altijd de meest bijzondere speelgoedjes mee. Dingetjes op batterijen uit Taiwan enzo.”
“Maar hoe zit dat nou met Mein Kampf?” vraag ik.
“Nou,” zegt Peter, met zijn kenmerkende charmante glimlach: “Dat zit zo. Opa en oma Ebbers hadden tijdens de oorlog in hun boekenkast Mein Kampf gezet. Goed in het zicht. Als er een razzia zou zijn, zouden de Duitsers dat boek zien en dus denken dat het ‘goed volk’ was. Zo wilden ze ze misleiden terwijl ze Ap en Lou in huis hadden. Na het overlijden van mijn moeder, toen mijn vader spullen wilde wegdoen, heb ik hem gevraagd of ik dat boek mocht krijgen. Hij begreep er eerst helemaal niets van. Tot ik hem vertelde dat ik het om deze reden in de kast wilde hebben. Vanwege dat verhaal erachter. Voor mij heeft het historische waarde. Het heeft nog even geduurd voor ik het kreeg, maar vandaag heb ik het boek opgehaald.”

En hij ging verder: “Mijn vader is op een gegeven moment opgeroepen. Hij moest naar Indonesië en deelnemen aan de politionele acties. Hij heeft geweigerd en moest voor de Krijgsraad verschijnen. Maar hij was pertinent: “Ik heb al heel jong gestreden tegen onderdrukking, je krijgt mij niet als vertegenwoordiger van de onderdrukker.”
Ik knik en mijn gedachten gaan naar Israel jongeren de mooiste tijd van hun leven moeten opgeven voor een diensttijd. Meisjes twee jaar, jongens zijn drie jaar en als ze officier zijn vier jaar. Ik zie ook de nodeloosheid van de ene situatie en het belang van de andere, de verschillen en de overeenkomsten en de noodzaak waarom jongeren in Israel hun jeugd moeten opgeven. Het land ligt nou eenmaal in een heel slechte buurt. Maar daar gaat dit gesprek niet over. Dit gesprek gaat over een heel moedige opa en oma, aan wie de broertjes Van Velzen, wie ze ook mogen zijn, hun leven te danken hebben. En ik begrijp waarom Peter Ebbers nu Mein Kampf in de boekenkast heeft staan.
 

Categorie:

Home » Columns en opinie » Mein Kampf