Wit Voetje

Paul Damen

‘Als u dit leest, zal het persbericht wel verschenen zijn, dat Esther Voet het CIDI verlaat. Waarschijnlijk met obligate zinnen als ‘erkenning voor haar inzet’ en ‘nieuwe uitdaging’. Terwijl het allemaal mijn schuld is.

Laat me dat uitleggen. Volgens de chaostheorie veroorzaakt de vleugelslag van een vlinder aan de overkant van de oceaan een orkaan. Zo ook hier. Toen jaren geleden de bestuurders van het Nieuw Israëlietisch Weekblad (NIW) er weer es de gebruikelijke chaos van hadden gemaakt, kegelden ze mij eruit als hoofdredacteur en namen ambitieuze Esther aan. Ik heb dus alle reden om Esther te haten maar doe dat al lang niet meer. Tijd slijt, althans bij mij. Esther kán hard zijn, maar ach ‘een sterke vrouw wie zal haar vinden?’

Esther werd bovendien genoeg gestraft door de NIW-bestuurscultuur die hoofdredacteuren sinds jaar en dag wegjaagt door zich met inhoud van het blad en invulling van je baan te bemoeien. Ze wou weg, maar mocht niet. Nog driekwart jaar jaar blijven, en als goedmakertje in de leer bij het CIDI. Zo geven Joodse amateurbestuurders hete aardappels door.

Ook dat is niet nieuw. Al jarenlang schieten Joodse bestuurders zich het liefst in de eigen voet. De woordspeling hierbij verzint u zelf wel. Dat is exact wat er nu bij het CIDI gebeurt: dezelfde bestuurders die haar eerst op de schouders hesen, hebben haar nu beentje gelicht. Wederom: de woordspeling, etc.

Lang geleden waren Joodse bestuurders erudiete notabelen. Van Samuel Sarphati tot Henriëtte Boas – emancipatie en verdieping stonden voorop. Ze lazen wel es een boek, of schreven er een. Kom daar nu nog es om. Tijdens de Sjoa ging de ene helft in de Joodse Raad, de andere helft werd vermoord. Na de oorlog werd de Joodse wereld overgenomen door de overlevers, de zelfbenoemde baantjesjagers – in het jiddisj: de kovedschleppers (Kóved, כּבֿוד : eer, respect of ontzag). Wie dat niet van nature heeft, haalt dat binnen met apengedrag. Die kongsi van belastingadviseurs, makelaars, advocaten en ondernemers, allemaal wel familie van elkaar, speelt elkaar al jaren de bal toe in die bestuurlijke baantjescarrousel te Buitenveldert. Het ene jaar bestuur je het bejaardenhuis, het jaar erop ziekenhuis of welzijnsclub. En dat doe je zoals je opa de linten- en fourniturenzaak in de Breestraat; kruiperig naar de klant, schoppen naar de bediende. Wie geen wit voetje wil, is geen bediende.

Het ene jaar zaagt zo’n oprechte amateurbestuurder aan de rabbijn en kleedt diens Seminarium uit op valse beschuldigingen, het jaar daarop legt men de NIW-hoofdredacteur aan de ketting, stort je het Joods bejaardenhuis in de organisatorische chaos of schaf je de democratie af binnen de Joodse Gemeente Amsterdam. Deze rattenkoning van aan hun staart verbonden kovedschleppers duwt de Joodse wereld naar de hel. Geen wonder dat de jeugd wegloopt. Ooit zwaaide men met loelav en thorarol, nu zwaait men testosterongeteisterd met een een pistool, en schopt de Clint Eastwood van de Kastelenstraat het tot het Eerste Kamerpluche van een proletenpartij.

Recent herhaalde zich de geschiedenis: met het opkomend antisemitisme moest er maar weer es met één stem gesproken. Alles zou onder het Centraal Joods Overleg (CJO) vallen. Niks nieuws: toen de regering indertijd zocht naar een bankrekening om de uit de oorlog overgebleven restitutiegelden op te storten, werd prompt dat CJO opgericht, door de thans eerbiedwaardige rabbijn Tamarah Benima meteen uitgemaakt voor ‘Joodse Raad’. Dat klinkt hard. Maar haar NIW-voorganger als hoofdredacteur, Hans Knoop, telde in ‘zijn’ NIW-bestuur; tot hij het vermoeide hoofd in de schoot wierp, een meerderheid van voormalige leden van die Joodse Raad. Dat geeft de ruggenraatloosheid en de onuitroeibaarheid van de soort aan; de grootste bek wordt amateurbestuurder.

Alleen moet je dan eigenlijk geen woordvoerder willen. Of een vlotte woordvoerder, maar wél een die hún woord verkondigt. Ze willen iemand die de zaak op poten zet, om zelf weer aan die poten te kunnen zagen. Ze willen eigenlijk de masjiach, maar niet een die zich profileert door over water te wandelen.

Esther Voet maakte het hen ook té gemakkelijk. Haar voorganger Ronny Naftaniël groef zich in in de materie, en zei dán pas iets. Esther vertrouwde op haar charme en emotie. In een solidaire organisatie zou men het grappig vinden als je woordvoerder langbeens vóór minister Kerry op de foto gaat. Zo niet in Amstelveen. Normaal gesproken zou men de CIDI-directeur prijzen die persoonlijk op het Museumplein de antisemitische rapper Appa attaqueert. Zo niet in Buitenveldert. Kop. Maaiveld. Mes.

Dus: gefeliciteerd, heren: op het moment dat die Appa die door allochtone jongeren gevróten wordt, roept dat de Holocaust een hoax is, gaat u miepen over wie de woordvoerder is. Heren, u komt er wel. Die nomenklatoera van een tiental families, dát is de pest voor Joods Nederland. Niet de het antisemitisme, de discussie over de kosjere slacht of de besnijdenis, nee: het mes dat Joods Nederland in de rug heeft, is te zien in de spiegel. Nu ik deze laatste regels tik, is het inmiddels 1 mei geweest. Welnu: Joden! U heeft niets te verliezen dan de ketenen van uw kovedschleppers! Bevrijd uzelf!’