CIDI: Kamervoorzitter moet Kuzu terechtwijzen

Het CIDI is niet te spreken over de ‘slechtgemanierde ontvangst’ van de Israëlische premier Netanyahu door Kamerlid Kuzu. Het heeft Kamervoorzitter Khadija Arib verzocht om Kuzu op zijn wangedrag aan te spreken. Dit naar aanleiding van Kuzu’s weigering om Netanyahu een hand te geven.

Zoals Jonet afgelopen woensdag berichtte (Kuzu stunt door Netanyahu geen hand te geven), weigerde het kamerlid voor de partij DENK op nogal demonstratieve wijze Netanyahu’s hand te schudden tijdens diens bezoek aan de vaste Tweede Kamercommissie voor Buitenlandse Zaken. Bovendien plaatste DENK de video die van het incident werd gemaakt op diverse sociale media, waar de beelden tienduizenden keren bekeken werden.

CIDI-directeur Hanna Luden schrijft aan de Kamervoorzitter dat een Kamerlid ‘meer dan voldoende mogelijkheden en middelen ter beschikking [staan] om zijn of haar mening te ventileren.’ Zij is van mening dat Kuzu met zijn ‘politieke stunt’ bewust de confrontatie heeft gezocht en ‘willens en wetens’ de premier van Israël in het openbaar heeft ‘geschoffeerd’. Dit omdat Kuzu ervoor had kunnen kiezen om weg te blijven bij de ontvangst.

Luden meent dat het gedrag van Kuzu “zich niet verdraagt met de wijze waarop een gast van de Nederlandse staat en het Parlement dient te worden ontvangen.” Bovendien zegt zij desgevraagd dat Kuzu dit weliswaar doet om zijn achterban te binden, “maar president Erdogan van Turkije heeft wel de hand van Netanyahu geschud.”

Op de vraag of het wel verstandig is om Kuzu nog meer publiciteit te geven, antwoordt Luden dat dit altijd een dilemma is. “Wij maken altijd die afweging. Maar in dit geval was de publiciteit er al geweest en wij vinden dat het nodig is om dit onder de aandacht van de Kamervoorzitter te brengen.”

Het gedrag van Kuzu is volgens Ludens kenmerkend voor de houding van Nederlandse politici ten opzichte van Israël: “Nederland heeft veel betweters die weten hoe het wél moet. Men moet zich realiseren dat de regeringspartijen in Israël misschien niet onze lievelingspartijen zijn, maar dat we het er maar mee moeten doen.”