CIDI-onderzoek: expertise overheid over antisemitisme schiet tekort

Boekomslag NOA-rapport
Boekomslag NOA-rapport (CIDI)

De Nederlandse overheid beschouwt antisemitisme als een specifieke vorm van racisme die gerichte maatregelen verdient. Toch schiet hun expertise soms tekort. Dat blijkt uit onderzoek van Aron Vrieler van het CIDI. Een andere opvallende trend is de neiging om antisemitisme in verband te brengen met de Holocaust.

De afgelopen maanden werkte CIDI mee aan een nieuw Europees antisemitismeonderzoek. Daarin stonden voor elk EU-land tien beleidsterreinen centraal op het gebied van antisemitismebestrijding. Het rapport is onderdeel van het Networks Overcoming Antisemitism (NOA).

Effectiviteit
In zijn onderzoek bekeek Aron Vrieler van het CIDI tien verschillende beleidsterreinen: cultuur, onderwijs, haatmisdrijven, haatzaaien, Holocaustherdenking, interculturele dialoog, media, godsdienstvrijheid, veiligheid en sport. Elk terrein kreeg een score toegekend, die aangeeft hoe effectief antisemitismebestrijding is. Hoe dichter de score bij 100 procent, hoe effectiever het beleid tegen Jodenhaat.

Uit het NOA-rapport (pdf) blijkt dat godsdienst (97 procent) en veiligheid (75 procent ) de sterkste wetgeving hebben tegen antisemitisme. In Nederland kunnen mensen goed hun Jodendom belijden en ook is ons land een positief voorbeeld op het gebied van restitutie. De wetgeving op de terreinen haatmisdrijven (64 procent) en haatzaaien (66 procent) is substantieel, verbetering is nog mogelijk. Het beleidsterrein onderwijs scoorde met 54 procent het laagst. In schoolboeken is weinig aandacht voor antisemitisme en de Holocaust. Dat maakt begrip voor antisemitisme als historisch proces lastig, schrijft hij.

Het kan beter
Op basis van zijn bevindingen schreef Vrieler een aantal aanbevelingen. Beleidsmakers moeten de zogenoemde IHRA-werkdefinitie (International Holocaust Remembrance Alliance) van antisemitisme verder verspreiden. Die definitie, die het CIDI al gebruikt om antisemitisme te toetsen, kan ook justitie en antidiscriminatiebureaus ondersteunen bij het begrijpen, signaleren, onderzoeken en vervolgen van antisemitische incidenten.

Het huidige registratiesysteem van haatmisdrijven kan beter. Bijvoorbeeld door uiteenlopende gegevens als vooroordelen en incidenten te categoriseren. Daarnaast hebben maatschappelijke organisaties meer middelen nodig voor klachtenregistratie, rapportages of slachtofferhulp tijdens een strafrechtelijke procedure. Publiekscommunicatie blijft ook belangrijk. Die moet leiden tot een groter bewustzijn van de geschiedenis en het heden van Joden in Nederland. Geschiedenis zou een verplicht vak moeten worden.

Het NOA-project, waar dit rapport deel van uitmaakt, is een samenwerkingsverband van belangrijke Europese Joodse organisaties om het toenemende antisemitisme in Europa aan te pakken. Voor elk land wordt de situatie onderzocht. Aan de hand van die nationale bevindingen ontstaat een beeld van de manier waarop EU-lidstaten hun antisemitismebeleid vormgeven. Daarmee kan volgens het CIDI makkelijker en sneller concreet en effectief beleid worden gemaakt om antisemitisme te voorkomen en te bestrijden.

Lees ook:
CIDI en CJO: ruim 200.000 Nederlandstalige antisemitische berichten online in 2020

Uit onderzoek blijkt dat Nederlandstalige online discussieplatforms een groot probleem hebben met antisemitisme. Het Centraal Joods Overleg (CJO) en Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI) lieten onderzoekers van de Universiteit Utrecht en de Utrecht Data School het aantal anti-Joodse berichten op social media turven. Zij telden in 2020 meer dan 200.000 antisemitische berichten, maar gaan ervan uit dat dit nog maar het topje van de ijsberg is.

Categorie:

Home » Nieuws » CIDI-onderzoek: expertise overheid over antisemitisme schiet tekort