De tranen van Noa – column Femmetje de Wind

Femmetje de Wind
Femmetje de Wind (Foto: A. van der Meer, House of Books)

Burgemeester Femke Halsema van Amsterdam nodigde dinsdag vertegenwoordigers van de Joodse gemeenschap uit in de ambtswoning. Een groep van veertig, voornamelijk mannen verzamelde zich in de opkamer met kopjes kruidenthee en koek. Ik was erbij.

We spraken met Halsema over de angst die er onder de Joodse bevolking leeft. Angst voor repercussies, het gevoel van onveiligheid. Maar ook de minimale ruimte die wordt gevoeld om te mogen rouwen over deze antisemitische terreuraanslag. Het moet vaak meteen weer gaan over politiek, over hoe het allemaal heeft kunnen gebeuren en over hoe Israël daar een rol in speelt. 

Een dag later loop ik de ambtswoning weer binnen. Er is een bijeenkomst georganiseerd om de dialoog tussen Joden en moslims op gang te brengen. Dit keer twijfel ik. Ben ik hier al aan toe? Wat kan ik verwachten? Maar toch ga ik, want ik wil ook weten hoe het voor hen is. Hoe zijn hun gevoelens? En misschien zoek ik ook wel een beetje erkenning vanuit de moslimgemeenschap voor mijn verdriet.

In de vestibule loop ik tegen de Joodse Noa aan. Ze is begin twintig en studeert in Amsterdam. Als we naar boven lopen vertelt ze me met gebroken stem dat haar beste vriendin niet naar haar wil luisteren. Zij heeft een andere mening over het Palestijns-Israëlisch conflict en daarom wil ze er met haar niet over praten. Maar Noa wil daar helemaal niet over praten: ze wil haar gevoelens uiten, ze wil haar verdriet kwijt. Ook daar blijkt geen ruimte voor. “Het is mijn beste vriendin,” voegt Noa eraan toe. Mijn hart breekt. 

Geen ruimte krijgen om over je verlies te praten doet me denken aan de ervaring van de Holocaust-overlevenden die terugkwamen in Nederland na 1945. Er was geen luisterend oor, sterker nog er lagen aanmaningen, rekeningen van de gemeente en het rijk. Zijn de rekeningen van vandaag de verwijten dat Joden het toch eigenlijk wel aan zichzelf te danken hebben? Zoals Johan Dersken zo schaamteloos verwoordde op onze tv bij Vandaag Inside? Is dat de manier waarop omgegaan wordt in de westerse beschaving met onze pijn?

Terug naar de ambtswoning. Halsema doet bijzonder goed werk. Maar vanavond lukt het niet om het gesprek echt op gang te brengen. Niemand durft. Het voelt nog te vers, te pijnlijk en te angstig om over onze echte gevoelens te spreken in deze setting.

Aan het eind van de avond stap ik nog even op Noa af. Misschien moet je naar de demonstratie op de Dam gaan, zeg ik, sluit je aan bij lotgenoten. Maar ze durft niet. “Ik ben bang,” antwoordt ze. Halsema, die haar verdriet ziet, slaat een arm om haar heen. Ze brengt haar naar een agent die ook aanwezig is. “Kun jij haar geruststellen?” vraagt ze aan Soussi, een Amsterdamse politieman met een Marokkaanse achtergrond, en moslim.

“Wat afschuwelijk voor je,” zegt Soussi, “dat je je zo voelt.” Noa huilt. “Maar laat me je een ding vertellen: je hoeft niet bang te zijn. Nu niet, nooit niet. In Amsterdam ben je veilig. En als je niet naar de demonstratie durft, dan ga ik persoonlijk met je mee.” De diender haalt zijn kaartje uit zijn zak. “Bel me.” Dan zie ik tranen in zijn ogen. “Mag ik je aanraken?” vraagt Soussi. Noa knikt. Hij slaat zijn armen om haar heen en troost haar. 

Logo Maror.

Deze column is mede mogelijk gemaakt door Stichting Maror.

Categorie: |

Home » Columns en opinie » De tranen van Noa – column Femmetje de Wind