Het Korenburgerveen bij Winterswijk – column Brigitte Wielheesen

C. Kamergorzki

Eindelijk was het weekend. Eindelijk tijd om op een terrasje te gaan zitten. Mijn dochter en ik besloten naar Winterswijk te gaan. Het plan was om eerst te lunchen bij de Gulle Smid, daarna een wandeling van twaalf kilometer in het natuurgebied het Korenburgerveen wat in bezit is van de stichting Natuurmonumenten en dan af te sluiten met een terrasje op de Markt van Winterswijk.

Om negen uur in de ochtend eerst samen boksles, daarna post ophalen in het verpleeghuis waar mijn moeder had gewoond en vervolgens kon de reis richting de Achterhoek beginnen. De GPS hadden we op ‘snelweg vermijden’ gezet. De rit was zo prachtig dat ik iedere keer de auto parkeerde om te genieten van mooie aangezichten of prachtige woonboerderijen. Een stop in Aalten om de synagoge daar te aanschouwen, regelde ik impulsief in. Na de lunch kakten we beiden in. We reden naar het Korenburgerveen.

Het Korenburgerveen heeft een geschiedenis. Op 10 januari 1941 moesten alle Joden in Winterswijk van acht jaar en ouder zich laten registreren op het gemeentehuis. In Winterswijk woonden toen 287 Joden , waarvan 45 Joodse vluchtelingen uit Duitsland.  In de zomer van 1942 besloot een aantal Joodse families onder te duiken in dit natuurreservaat het Korenburgerveen. Met de hulp van boeren werden er barakken in het veen neergezet en met huisraad gevuld. In augustus en september 1942 namen gezinnen uit de Julianastraat, Haitsma Mulierweg en Goudvinkenstraat hun intrek. Ook enkele uit Duitsland gevluchte Joden voegden zich bij de groep.

De onderduikers waren afhankelijk van de hulp van buurtbewoners. Een bakker zorgde voor brood, vlees werd aangeleverd in een melkbus en met een kruiwagen werd er water aangevoerd. De onderduikers konden stoken op een fornuis, waarbij goed opgelet moest worden dat de rook niet werd gezien. In totaal 23 mensen vonden een toevlucht in het veen. De jongste onderduiker was een meisje van een half jaar, één van de oudste onderduikers was haar 62 jaar oude oma.

Op 27 november 1942 maakte de opzichter van Natuurmonumenten een ronde door het veen. De schuilplaats werd ontdekt. Aan het eind van die dag kwamen de politie en marechaussee in actie. Ze trokken het veen in en de onderduikers werden meegenomen in een veewagen. De volgende dag werden ze afgevoerd naar Westerbork. Van de groep van 23 onderduikers overleefden slechts drie mensen de oorlog.

De wandeling hebben we niet gemaakt. We konden het niet opbrengen en reden vanuit het veen naar de Markt in Winterswijk. Het was druk. De gemeente had politieagenten ingezet om het terrasbezoek in de gaten te houden, er stonden verkeersregelaars maar er was geen parkeerplaats te vinden. Gelukkig was voor ons maar één parkeerplaats vrij. Eén plek, precies voor het Joods namenmonument.

We parkeerden de auto, liepen naar de markten, draaiden vanwege de drukte weer om. Inmiddels stond een oudere politieagent met twee verkeersregelaars bij het monument. Ik hoorde hem vertellen over de moord op de Joden in Winterswijk. Nieuwsgierig als ik ben, liep ik naar het monument om te horen wat hij vertelde.

In stilte met mijn rug naar de drie personen las ik de namen van de 324 vermoordde Joden. Tegelijkertijd luisterde ik naar de les van de politieagent en de vragen van de twee jonge verkeersregelaars. De politieagent sprak schande over de toenmalige burgemeester Willem Bos, een NSB’er. Hij sprak schande over wat er met de bezittingen gebeurde. Hij sprak met afschuw over hoe de huizen van de Joden voor een appel en een ei door investeerders werden gekocht. Uit de vragen van de twee jongeren bleek dat ze niets wisten over deze zwarte pagina in de geschiedenis van Winterswijk. Ze hingen gretig aan de lippen van de oudere agent.

Ik legde een steentje. Enkele dagen voor de officiële dodenherdenking van 4 mei, herdacht ik de vermoordde Joden uit Winterwijk samen met een oudere politieagent en twee jonge mensen, die door hem nu iets weten over de zwarte bladzijde van deze stad in de Achterhoek. Met een goed gevoel reden we terug naar huis.

Lees ook:
‘Ik heb daar geen herinnering aan’ – column Brigitte Wielheesen
Ik weet niet hoe het u is vergaan deze coronaperiode in Nederland. Voor mij lijkt deze periode van dertien maanden wel tien jaar. Het saaiste jaar ooit in mijn leven. Ik hou me nog steeds netjes aan de maatregelen en soms verzet ik me door in plaats van een persoon twee personen uit te nodigen. Dat zijn dan mijn hoogtepunten in dertien maanden.

Logo Maror.

Deze column is mede mogelijk gemaakt door Stichting Maror.

Categorie: |

Home » Nieuws » Het Korenburgerveen bij Winterswijk – column Brigitte Wielheesen