Oranjes willen Joodse roofkunst terug geven

De koninklijke familie laat haar kunstverzameling onderzoeken op (Joodse) roofkunst. Een onafhankelijke deskundige gaat alle museale voorwerpen die sinds 1933 zijn toegevoegd aan de koninklijke collecties tegen het licht houden, zo laat de Rijksvoorlichtingsdienst weten.

Met het besluit erkent de Stichting Historische Verzamelingen van het Huis Oranje-Nassau dat er in de collecties mogelijk kunst zit die voor, of in de Tweede Wereldoorlog is onteigend van Joden. Er wordt onder andere gekeken naar de museale voorwerpen uit de nalatenschap van prinses Juliana en prins Bernhard, die nog in het bezit zijn van de koninklijke familie. De kunst hangt mogelijk in de paleizen of woonhuizen van de Oranjes. Als blijkt dat bepaalde kunstvoorwerpen gestolen zijn of onrechtmatig terechtgekomen zijn in de koninklijke verzameling, dan kunnen erven van de oorspronkelijke eigenaren deze terugkrijgen.

Een speciale onderzoeksgroep gaat de situatie onder de loep nemen. In deze commissie zitten onder meer Judith Belinfante, oud-Kamerlid en oud-directeur van het Joods Historisch Museum, en kunsthistoricus Rudi Ekkart. Hij deed al eerder onderzoek naar de herkomst van roofkunst. Koning Willem-Alexander is voorzitter van de Stichting Historische Verzamelingen van het Huis Oranje-Nassau.

Het besluit volgt op de publicatie van een lijst met 139 kunstwerken uit Nederlandse musea die een dubieuze herkomst hebben. Deze werken zijn in de jaren dat de nazi’s in Duitsland aan de macht waren onder dwang verkocht of gestolen. De lijst werd gepubliceerd na een vier jaar lang durend onderzoek van de commissie Museale Verwervingen vanaf 1933.