Want wie niet voor mij is, is antisemiet – column Awraham Meijers
‘Eind jaren zestig reisde ik tamelijk frequent door Gelderland om her en der discussies over (de politiek van) Israël aan te gaan. Vooral universiteitsstad Nijmegen, waar studenten met marxistische ideeën de boventoon voerden, was een behoorlijke kluif. Er werd daar veelvuldig met Mao’s Rode boekje gezwaaid door dat Rooms-rode studentenvolkje. Maar dat terzijde. Het waren debatten waar de vonken van afvlogen.
Ook de Landbouwhogeschool Wageningen – die in hedendaags taalgebruik de hippe naam Wageningen University draagt – was een zware dobber. Peentjes heb ik daar gezweet. Maar deed het met plezier. Ja, ik houd van discussiëren, je mag me er midden in de nacht voor wakker maken.
Dat ik graag in de clinch ging had dus te maken met Israël. Na de zesdaagse oorlog (juni 1967) tussen dat land en Egypte, Jordanië en Syrië, ontstond een dramatisch omslag met betrekking tot de sympathie die Israël tot die oorlog hier had. De Arabische legers waren in de pan gehakt, de Westoever, Jeruzalem, Golan-hoogte en Sinaï waren nu in Israëlische handen. Drie maanden na die oorlog werd door Arabische landen een conferentie bijeengeroepen in Khartoem (Soedan) waar in een resolutie ondermeer werd vastgelegd dat de strijd tegen Israël zou worden voortgezet; er geen vrede met Israël zou komen, dat land niet erkend zou worden en er niet onderhandeld zou worden met Israël.
Kennelijk was deze nog altijd onverzoenlijke taal hier niet doorgedrongen, want vooral “links” begon zich steeds vaker in ongenuanceerde termen tegen Israël uit te spreken. Men had voor de underdog gekozen; de verliezer is zielig, de overwinnaar deugt niet. Zo werkt dat bij ons mensen.
Ik probeerde helderheid te brengen in de politieke en humane wurggreep waarin Israël zich als bezettende macht bevond en over de situatie van verbaal strijdlustige Arabische leiders, die zichzelf in een (politiek) onmogelijke situatie hadden gemanoeuvreerd. Daar, en over andere ingewikkelde zaken die in het Midden-Oosten speelden, wilde ik in discussie gaan.
In die tijd waren aan Joodse kant – te rechter zijde – lieden die iedere vorm van kritiek op Israël afdeden met de dooddoener: ‘Als je tegen Israël bent, ben je een nazi, een antisemiet. Voor Joden die wel eens een kritisch geluid lieten horen, hadden zij ook een adequaat antwoord: ‘Die lijden aan Joodse zelfhaat’. Jawel.
Ik herinner mij een bijeenkomst in Doetinchem waar bepaalde Israëlische acties forse kritiek kregen. Spreekster van die avond, schrijfster Wiesje de Lange (1938 – 2013) riep vertwijfeld uit, nadat iemand de houding van het Israëlische leger arrogant vond; “Wij Joden hebben al zoveel geleden tijdens de Tweede Wereldoorlog”. De keurige Doetinchemmers (ik trouwens ook) verschoten van kleur, zij wilden uiteraard niet dat “het Joodse volk” door hun opmerkingen nog meer zou lijden, en hielden braaf hun mond.
Dergelijke onsmakelijke discussietechnieken hoor je nog steeds. Afgelopen week kreeg de hoofdredacteur van het NOS-journaal, Marcel Gelauf, een mailtje van ‘Nieuwsbrief WAAR – Israël en de media’ met een cc’tje voor onder andere Kamerleden, de NIW-redactie, enkele Joodse organisaties en mijn persoon. Hierin wordt verklaard dat de NOS de Nederlandse bevolking subjectief voorlicht – dat wil zeggen pro-Palestijns. Oorzaak van die valse informatie is volgens de WAAR-redactie is: “Een bevestiging van het feit dat bevooroordeeld en ingefluisterd door de Palestijnse levenspartner c.q. cameraman van mevrouw van Hoogstraten U de Nederlandse bevolking zeer eenzijdig inlicht”.
Ergo, de cameraman is Palestijn, dus is er geen objectieve verslaggeving. Een dergelijke zotte constatering impliceert dat een Joodse journalist nooit verslag mag doen over de relatie Israëliërs – Palestijnen. Een Jood is per definitie bevooroordeeld in die kwestie. De correspondent in Moskou, die een uiterst moeilijke relatie heeft met zijn Russische partner, is dus anti-Poetin. Toch?
De opsteller van dat mailtje gaat verder in zijn non-betoog met: “Dat er eigenlijk sprake zou zijn van een abjecte onderhuidse vorm van antisemitisme. Deze mening hoor ik steeds vaker om mij heen”.
Nu helemaal door het dolle heen denkt hij Gelauff de nekslag te geven met het volgende: “Het feit dat u uw tendentieuze berichtgeving er toe bijdraagt dat Joden niet meer met een keppeltje op straat kunnen lopen interesseert u klaarblijkelijk niet. De politieke indoctrinatie die slechts interesse toont in het allochtone electoraat is bij u tot In de haarvaten voelbaar voor de slachtoffers van uw beelden en commentaren”. Wouw!
Maar potjandorie, staat die Gelauff nog steeds overeind? Aha, nu haal ik de definitieve doodsteek uit de kast. Dat zal hem leren: “Mijn vader overleefde de Nazi’s ondanks de brede collaboratie en de vele kopgeldjagers. Uw opstelling is niet veel beter dan die van het merendeel der Nederlanders voor, tijdens en na de oorlog. Treurig”. De doldwaze scribent van WAAR bliksemt verder met oorlog en Auschwitz enzo.
Ik wil mij hier tot bovenstaande krankjorume argumentatie beperken (de man weet van geen ophouden) en vraag mij af of Israël bij dergelijke vrienden is gebaat. En of de Nederlandse Joden zich niet schamen voor dergelijke woordvoerders.’
Waardeert u dit artikel?
Doneer hier dan een klein bedrag. Jonet.nl is een journalistiek platform dat zonder giften niet kan bestaan. Wij danken u bij voorbaat.
Wil je meer informatie of een hoger bedrag doneren? Ga naar jonet.nl/doneren