Wiedergutmachung maakt blind – column David Serphos

C. Kamerodski

Dit was zo’n beetje het seizoen van de Wiedergutmachung. Maar anders dan de oorspronkelijke Duitse variant, komt de laatste fase van het eer- en rechtsherstel in Nederland pas 65 jaar later tot stand. En dan nog op een bedenkelijke manier, waarbij wij ons laten gebruiken door de partijen met boter op hun hoofd.

Dankzij het goede werk en de inspanningen van Salo Muller besloot de NS tot het uitkeren van bedragen aan degenen die de enkele reis Amsterdam-Westerbork, -Vught of -Amersfoort, met uiteindelijke bestemming een vernietigingskamp, overleefden. Die groep is nog maar klein. Die was bij het einde van de Tweede Wereldoorlog al klein en 75 jaar later resteert er nog maar een handjevol die deze genoegdoening persoonlijk mag ervaren.

Anders dan bij het beschikbaar komen van de Maror-gelden (afkomstig van financiële instellingen) twintig jaar geleden, heeft de NS-commissie onder leiding van ex-burgemeester Job Cohen geen rekening gehouden met de schade die is toegebracht aan hen die niet meer terugkeerden van die treinreis. En daarmee is het gebaar van de NS toch een beetje wrang en half. Want de spoorwegen sparen een veelvoud aan euro’s uit door de niet-teruggekeerden links te laten liggen. Voor deze grootste groep bleef het in 2005 al bij de bij monde van toenmalig president-directeur Aad Veenman uitgesproken excuses, terwijl het niet had misstaan om aan de brede Joodse gemeenschap (bijvoorbeeld de kerkgenootschappen, Joods Maatschappelijk Werk en de Joodse scholen) een significante uitkering te doen.

Ook de gemeente Amsterdam kwam met een geldbesparende remedie, in dit geval voor ten onrechte over de Sjoa-periode geïnde erfpachtgelden. Hier ging het echter andersom. Een commissie van Joodse notabelen kreeg de twijfelachtige eer om te bepalen welke projectaanvragen al dan niet in aanmerking kwamen voor subsidie uit de gereserveerde pot van 10,8 miljoen euro. Aanvragen konden alleen worden gedaan voor projecten, echter voor individuele uitkeringen aan (nabestaanden van) overlevenden van de Sjoa was geen ruimte.

De verdeling van de erfpachttegoeden is een bron van grote verdeeldheid. Achter de schermen worden door enkele militanten binnen de Joodse gemeenschap parallellen getrokken met de dubieuze rol van de Joodse Raad tijdens de oorlog, omdat ook hier en nu met de nodige willekeur en vriendjespolitiek zou zijn gehandeld door een elitaire bovenlaag onder het mom iets goeds te doen voor de eigen gemeenschap. Diezelfde boze tongen bereiden nu een uitgebreid bezwaar voor dat aan de gemeenteraad van Amsterdam zal worden overhandigd in een poging de besluitvorming alsnog te beïnvloeden. En zo is ruzie nooit ver weg als het om geld gaat. Wat dat betreft was de gemeenschap misschien beter af geweest zonder de verschillende herstelbetalingen.

Dan is er nog het recente nieuws dat het ‘Monument van Joodse Erkentelijkheid’ (ik verzin deze titel niet) dat nu aan de Weesperstraat staat, zal worden verplaatst. Ik hoopte dat ik het verkeerd had gelezen en dat er ‘platgewalst’ werd bedoeld, wat dat is het enige lot dat dit verdrietige onding verdient. Een monument, betaald door de Joodse gemeenschap, uit zogenaamde dankbaarheid voor het helpen van de Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ik kan me maar moeilijk verplaatsen in de positie van degenen uit onze gemeenschap die daar in 1950 mee hebben ingestemd en hun achterliggende motivatie, maar anno 2019 zou iedereen moeten begrijpen dat deze sigaar uit eigen doos er nooit had mogen komen. Dat het vandaag de dag een belediging is aan de Joodse gemeenschap om het elders in het straatbeeld te herplaatsen. De enige juiste plek hiervoor is ‘Ripley’s Believe It or Not!’ museum, dat wrang genoeg op nog geen 25 meter afstand is gesitueerd van het Nationaal Oorlogsmonument op de Dam. Op die manier zou het pijnlijke sarcasme dat het bouwsel uitstraalt nog een extra – voor iedereen begrijpelijke – dimensie krijgen.

Nederland heeft het maar moeilijk met het geven van een plaats aan de eigen rol tijdens de jaren van de Jodenvervolging. Het steeds maar weer moeten erkennen dat er niet alleen tijdens de Tweede Wereldoorlog, maar ook na de terugkeer van een relatief kleine groep Joden, ernstige fouten zijn begaan, staat op gespannen voet met geschiedschrijving tot de dag van vandaag. Toch moet die worsteling er een blijven van de instituties met boter op hun hoofd en zou de Joodse gemeenschap zich niet moeten inspannen om daarin een actieve rol te spelen. Een impuls geven, zoals Salo Muller dat fantastisch heeft gedaan, is een goede zaak, maar het voortouw nemen in de uitvoering is een historische fout. Al doende stoten wij ons opnieuw aan dezelfde steen.

De notabelen van nu hadden zich niet moeten laten lenen om te beslissen wie wel en wie geen uitkering krijgt. De commissievoorzitters die ik zeer hoog acht, hadden hun plaats – hen aangeboden door NS-topman Roger van Boxtel en wijlen burgervader Eberhard van der Laan – moeten afstaan aan de juridische vertegenwoordigers van instanties die aan Joodse slachtoffers en nabestaanden een historische fout te herstellen hadden. De Joodse gemeenschap hoefde daar heus geen handje bij te helpen.

Waarom meteen ‘ja’ zeggen als je wordt gevraagd? Omdat jouw adviserende rol zo belangrijk is? Sommigen onder ons laten zich te makkelijk in de luren leggen. Want soms is het eervoller om iets aan je voorbij te laten gaan dan om jezelf als onmisbaar te beschouwen.

Onze kleinkinderen zullen vaststellen dat ook deze generatie zich heeft laten gebruiken om de boontjes van anderen te doppen. Daarmee hebben we ons – ziende blind – voor de zoveelste keer een rad voor de ogen laten draaien. Met de nadruk op laten.

Logo Maror.

Deze column is mede mogelijk gemaakt door Stichting Maror.

Categorie: | |

Home » Columns en opinie » Archief Oud-columnisten » Wiedergutmachung maakt blind – column David Serphos