150 Palestijnse fabels – recensie

Afbeelding met tekst: Om dubieuze claims te voorkomen is deze afbeelding verwijderd.

‘Ik stond een kop koffie te drinken met een Nederlands-Turkse militair, het was begin januari 2009. Ik weet het nog goed want het was tijdens de eerste Gaza-oorlog. “Waarom gooien jullie fosfor op Palestijnse kinderen?” zei de potige sergeant opeens. Alsof ik nog dezelfde ochtend bezig was geweest met het plegen van oorlogsmisdaden.

In een vlaag van machteloosheid voelde ik een grote behoefte de man in z’n gezicht te stompen, maar dat leek me niet goed voor mijn positie als rabbijn bij Defensie. Dus ik hapte naar adem en stamelde iets over Joden en dat wij graag de vrede bevorderen in de wereld.

Daarna werd ik alsnog de bovenliggende partij, maar nu in de figuurlijke zin van het woord. De man bleek te denken dat het Palestijnse volk al “duizenden jaren” in de kleine kuststrook woont waar ze nu dapper weerstand blijft bieden tegen een overmacht aan imperialistische Joden.
Toen ik vertelde dat de huidige term Palestijnen een product is van de jaren zestig en dat er nooit een Palestijns volk heeft bestaan – laat staan een zelfstandige Palestijnse staat – en dat er al drieduizend jaar Joden wonen in Israël, koelde hij snel af.

Dezelfde machteloosheid overviel mij weer bij het lezen van ‘150 Palestijnse fabels, feiten voor een beter begrip van het conflict tussen de Arabieren en Israël’ van Likoed Nederland-voorman Tom van Bemmelen.

Zionistische dolfijnen
In het boek lezen we niet alleen over vooroordelen over Israël, Van Bemmelen stelt daar ook een korte analyse tegenover van wat er aan Palestijnse zijde gebeurt. Zo is hij goed op dreef als hij het heeft over het ontstaan van de term Palestijnen, over hun leiders, die vaak niet Palestijns zijn (Arafat was een Egyptenaar), en over de verregaande corruptie en zelfverrijking van de elite.

Zoals Hamasleider Khaled Mashal, wiens vermogen door Jordaanse media wordt geschat op 2,6 miljard dollar. De man leeft naar eigen zeggen “in ballingschap” in Qatar, maar vermoedelijk niet in een vluchtelingenkamp.

Soms wordt het anti-Israëlische gejok en gedraai vermakelijk.
Bijvoorbeeld als men van Jezus een Palestijnse martelaar maakt (Judea heette toen nog gewoon Judea en de islam zou zes eeuwen later pas ontstaan), of als het over zionistische dolfijnen gaat, die Palestijnen aanvallen, of over voor de Mossad spionerende gieren, maar meestal valt er weinig te lachen.

De “rabbijnen” (lees Joden) die het Palestijnse water vergiftigen waren onlangs nog in het nieuws: president Abbas herhaalde het weer eens in het Europese parlement en kreeg een daverend applaus. U kunt het nakijken op YouTube.

Index
Een enkele keer vind ik het betoog van Van Bemmelen niet overtuigend, zoals in het geval van de eerder genoemde fosfor. Die zou in 2008 en 2009 alleen gebruikt zijn om rookgordijnen te produceren, maar de enige organisatie die dat beweert is het Israëlische leger zelf. Dat riekt toch te veel naar de slager die zijn eigen vlees keurt.

Verder zou het prettig zijn als er in een volgende druk een index wordt gemaakt en als er vaker wordt verwezen naar bronnen. Hezbollah-leider Nasrallah heeft inderdaad ergens gezegd dat Joden zich beter in Israël kunnen vestigen om ze makkelijker te kunnen uitroeien, maar waar zei hij dat ook alweer? Zo zou het hier en daar iets scherper kunnen.

Dat neemt niet weg dat 150 Palestijnse fabels een gedegen werk is waar we veel van kunnen leren.’

Recensist: David Gaillard
Bron: NIW

Categorie:

Home » Cultuur » Boeken » 150 Palestijnse fabels – recensie