Aan Natascha van Weezel. Van je vader (3)

Foto:(c)IngriddeGroot'14

‘Lieve Tasch,

Fijn dat je tussen je bezoek aan Israël en de West Bank en je vakantie met Elliot op Sicilië door, van de zomer nog even tijd had mama en mij in Nederland op te zoeken (grapje!). Ik geniet er altijd van samen onze verjaardagen te vieren, de mijne samen met Ronald en Lex uit Australië in het Conservatorium Hotel, de jouwe met Pim en Jacques uit Florida in het Thaise restaurant in de Jordaan. Als mama in september jarig is, kunnen Oscar en Hadassa uit Rehovot er ook bij zijn. Ik betrap me erop dat, naarmate ik ouder word, zulke familiereünies me emotioneel steeds meer doen. Het zal er wel mee te maken hebben dat ik in mijn eigen jeugd wel veel zogenaamde ‘ooms’ en ‘tantes’ had, maar dat waren eigenlijk verre vrienden en kennissen van mijn ouders. Echte familie had je als Joodse jongen uit 1951 niet veel. Heerlijk om op mijn 64e toch nog een familiegevoel te kunnen koesteren.

In je brief uit Ramallah stel je me een vraag over Yasser Arafat, van wie je de graftombe bezocht: ‘Jij hebt hem ooit ontmoet toch, toen je hem interviewde voor je werk? Ik herinner me een foto uit 1995 waarop jij zijn baby Zachwa op schoot hebt. Was hij echt een terrorist, zoals de meeste Israëli’s zeggen?’ Wat een lastige kwestie! Ik ben inderdaad bij hem thuis in Gaza geweest toen ik samen met Leonard Ornstein een boek schreef over het vredesproces in het Midden-Oosten. Arafat zelf was niet thuis, maar we hebben wel zijn vrouw Suha geïnterviewd. We kregen kebab en shoarma voor de lunch en ik heb Zachwa, die toen net geboren was, nog gevoerd. Leonard en ik zaten er met gemengde gevoelens. Het was een optimistische tijd. Israël en de PLO hadden elkaar onder toezicht van de Amerikaanse president Clinton erkend en Gaza en Jericho werden bestuurd door de Palestijnse Autoriteit. Je geloofde echt dat er een soort dooi zou komen. Al verpestte Suha het wat mij betreft door net zo hard uit te vallen tegen de toenmalige premier Shimon Peres als tegen zijn conservatieve tegenstander Netanyahu. Het waren voor haar allemaal zionisten. Toen had ik even genoeg gegeten en gedronken. Arafat is een groot deel van zijn leven terrorist geweest. Hij was verantwoordelijk voor gruwelijke bomaanslagen en vliegtuigkapingen in de jaren zestig en zeventig. Ik zie hem ook als de man die definitief vrede had kunnen sluiten met Israël als hij het had aangedurfd. Maar vijf jaar na mijn bezoek aan Gaza liep hij weg van de onderhandelingstafel in Camp David en brak de tweede intifada uit. Arafat heeft een historische kans op vrede uit zijn handen laten vallen, zo zie ik zijn rol in de geschiedenis. Sindsdien is het eigenlijk nooit meer goed gekomen tussen Israël en de Palestijnen.

Mag ik nog even ingaan op één andere alinea uit je brief? Je deed je davidster af toen je Jeruzalem uitreed, schrijf je: ‘Ik heb mezelf ooit beloofd mijn identiteit nooit meer te verbergen, maar aangezien er in de Palestijnse gebieden af en toe Israëli’s worden ontvoerd of vermoord wilde ik nu toch geen risico nemen.’ Ik snap dat volledig, ik weet niet of ik zelf op de West Bank had durven rondbazuinen dat ik Joods ben. Je weet nooit wat voor gek je daar tegenkomt. Toch wil ik je voorhouden dat het belangrijk is je identiteit te koesteren. Zelf heb ik mijn Mogen Dovid tijdens ons uitstapje naar Dubai gewoon aangehouden, en nergens last van gehad. Ik vind dat kleinood iets om trots op te zijn! Maar ik geef toe: een winkelcentrum in Dubai is het vluchtelingenkamp Jalazone niet.

Ik vind het goed van je dat je met het CIDI ook naar Ramallah en de West Bank bent gegaan. Trek je van kritiek op zulke pogingen elkaar beter te leren kennen vooral niet te veel aan. Want zonder kennis met elkaar te maken zal er nooit vrede zijn.

Ik verheug me er nu al op dat we met mama’s verjaardag weer met de familie om de tafel zitten.

Liefs, papa.’

Categorie:

Home » Columns en opinie » Aan Natascha van Weezel. Van je vader (3)