‘Als de dood voor de dood’

Awraham Meijers (beeld: FB).
Awraham Meijers (beeld: FB).

‘Onlangs ontmoette ik een gepensioneerde collega en vroeg hoe het ging. “Och joh, ik leef”, was het sobere antwoord. Ik gaf haar groot gelijk.
In mijn leven is vrees voor sterven een constante factor die rond de herfst een dieptepunt bereikt. De dood van degenen waar ik van houd  en uiteraard die van mijzelf, beangstigt mij. Dat geldt niet alleen voor de mensen in mijn leven, want tranentriestheid slaat toe als ik denk aan Nino, onze Jack Rusell, die we vijf jaar geleden moesten laten ‘inslapen’. Hij was bijna zeventien. Inderdaad een gezegende leeftijd voor een hond. Maar toch. Dwaze dooddoener trouwens dat ‘inslapen’, want niks slapen; Nino is gestorven en ligt in de tuin onder een lariks begraven. Toen hij nog onze vrolijke en soms klierige huisgenoot was sprak ik hem wel eens waarschuwend toe in de trant van: Jongen, waag het gvd niet me te verlaten, je weet hoeveel ik van je houd, joekeltje van me. Een paar nachten geleden droomde ik dat mijn vrouw aan de andere kant van de straat liep en Nino plotseling naar haar toe rende. Hij werd doodgereden. Wat een nachtmerrie! Ik werd wakker, hoorde eega’s rustige ademhaling en zei tegen mijzelf dat Nino al jaren dood is en sliep uiteindelijk in, om opnieuw van zijn dodelijk ongeluk te dromen. Nee, de dood is niets voor mij.

Dat ik daarmee niet de enige op aarde ben is een troost. Cabarettier Maarten van Roozendaal – om iemand te noemen – kende die angst ook en nam bijgevolg een overmaat aan alcoholische drank in. Wellicht dat het helpt, want vaak in de lorum betekent regelmatige houwvast. Da’s voor mij echter geen optie, aangezien een glas wijn of een pilsje geen angstonderdrukker is, maar hoort bij de plezante kanten des levens. Jawel.
Gelukkig beschik ik over een redelijk portie ironie, het levenslustige alternatief voor drank en wonderpillen. Scherts & Luim als remedie tegen chronische tobberigheid is mijn credo.

Praten over sterven en dood was voor mijn ouders taboe. Zij moesten na 1945 té veel doden tellen en hebben daarom de man met de zeis verbannen naar de diepe krochten van hun onderbewustzijn. De kille dood kaltgestellt. Woordeloze afspraken dat niemand meer zal overlijden en zeker niet binnen hun geteisterde Joodse kringetje. Natuurlijk werd er gestorven, waarvoor moeder een helder eufemisme had bedacht: “Weet je wie er ook niet meer is?” Er niet meer zijn, voelde minder dood dan overleden. Tijdens vaders ongeneeslijke ziekte werd niet over zijn naderend einde gerept. Het sterven – zijn sterven – is doodgezwegen. Pas rond zijn begrafenis viel dat morbide werkwoord.
Daarom ben ik jaloers op hen die er van overtuigd zijn dat er een Joodse, christelijke dan wel islamitische God bestaat. Prettige troost. Oké, beetje sneu dat wij ooit sterven, doch niet getreurd; wij worden immers opgenomen in Zijn Rijk. Of herrijzen op de Dag des Oordeels uit onze graven. Een alleraardigst idee, dat wel. Maar men moet er op dit ondermaanse wel érg veel voor doen. En laten. Want Schepper is potjandorie geen altruïst, geen moeder Theresa.

Dus zou ik de Joodse God moeten behagen door in zwarte kleding rond te lopen, kalotje op m’n kop, baard over kin en kaken en Hem continue danken voor alle goeds dat Hij met gulle hand verstrekt. En zo niet, dan wordt Hij furieus en krijg ik geen ticket voor Zijn kostelijk Koninkrijk.
Waarom is God trouwens een Hij? Bij een Zij zou ik mij meer op m’n gemak voelen. En wat betekent ‘Zijn oneindige goedheid’ precies? Auschwitz? Wiegendood? Damascus? ISIS? Syndroom van Down? Kindsoldaten? Misoogsten? Jeugdkanker? Spierdystrofie?
Enkele jaren geleden overleed Ton, de man van Tine – mijn pleegzus uit de oorlog. Wij bezochten hem in een christelijke hospice in Zwolle om afscheid te nemen. Met de laatste krachten die zijn verkankerde lichaam toeliet lag hij te kermen van pijn. Riep zijn God aan. Riep zijn Heiland aan. Smeekte een einde aan zijn aards bestaan te maken: “Neem mij alstublieft tot U. Laat mij niet langer lijden. Ik heb zo’n pijn! Lieve God, lieve Jezus hebt erbarmen”. Erbarmen? Het heeft weken geduurd aleer voor Ton een einde aan die inhumane lijdensweg kwam. Dat had hij niet verdiend, dit goede mens. Waarom kijkt God altijd op verkeerde momenten de andere kant uit?

Het is een uitspraak van Woody Allen; auteur, acteur, muzikant en vooral filmregisseur van veelal tragikomische films, uiteenlopend van drama’s tot screwball comedies, die mij deze herfstmaanden op de been houdt. Allen: “Ik ben niet bang om te sterven, maar ik wil er niet bij zijn”.

Categorie:

Home » Columns en opinie » ‘Als de dood voor de dood’