‘Een dagje onzichtbaar’ (column Awraham Meijers)

Awraham Meijers (beeld: FB)
Awraham Meijers (beeld: FB)

‘Sjors, een kleine etter van rond de twaalf jaar op de camping in Riva del Garda had iets tegen mij, was me voortdurend aan het jennen. Als ik het Gardameer (omtrek 158 kilometer) in wilde om ‘een baantje te trekken’, moest die klerelijer uit Dordrecht toevallig juist op die plek zwemmen. Als hij begon te gillen kwam er altijd wel iemand toesnellen die sussend zei dat ik als oudste de verstandigste moest zijn. Dus besloot ik een boekje te gaan lezen op het strand. De schreeuwende Dordtenaar wilde toevallig daar ook zitten. En weer werd kalme dwang op mij uitgeoefend om de verstandigste te zijn. Het ‘openbare’ campingfietsje had hij zich min of meer toegeëigend – “Daar mag ik van de campingmeneer altijd op fietsen en jij lekker niet, want jij bent hartstikke stom”. Toen hij op een ochtend uit zicht was om te eten of zoiets, en ik op dat fietsje stoer met losse handen langs die hartstikke leuke, knappe, sexy en uitdagende Duitse meisjes reed, sprong Sjors als een duivel uit een doosje achter een boom vandaan. Hij schreeuwde. Ik viel. Die afzichtelijke nazi-Gretchens lachten. Het was duidelijk dat die knaap zichzelf had beloofd mijn vakantie te verpesten. Ik moest actie ondernemen wilde ik niet voor goed ten onder te gaan.

De dag na mijn afgang zat ik op het strandje en had een flesje bij me met mysterieuze inhoud; het had niet de aantrekkelijke kleur van limonade, maar een beetje die van slap dropwater. Ik hield het boven mijn hoofd en prevelde onverstaanbare woorden. Ineens stond, zoals verwacht, onverwacht Sjors de Schreeuwlelijk naast me. Boos eiste hij het flesje op – “Ik wil dat flesje, dat was eerst van mij. Geef!”.
“Dat gaat niet, ik mag dat flesje aan niemand geven”.
“Ik wil het hebben, stomme meidengek! Dat moet ik hebben”.
“Dit is zo’n groot geheim joh, dat ik het niemand mag geven. Echt niet. Als ik het namelijk geef… Nou ja, er rust een doem op, een vloek. Begrijp je? Dat is heel gevaarlijk, zo’n doem”.
“Ik wil het toch, geef hier boerenlul uit de stomme Achterhoek”.

Ik schudde mijn hoofd en keek peinzend over het meer. Ineens begreep hij de strekking van mijn weigering, werd nieuwsgierig en wellicht daardoor een beetje handelbaar. Ik vertelde dat een geheime drank in het flesje zit en Merlijn – groot tovenaar onder zon en sterren – het mij persoonlijk had gegeven tijdens een maanloze nacht op het Drielandenpunt. De knaap barste van nieuwsgierigheid bijna uit zijn vel.
“Vertel het mij, ik zal het aan niemand vertellen. Echt niet. Wat zit er dan in? Toe nou”.
Nadat het verwende kreng met twee vingers in de lucht op de Bijbel van zijn moeder had gezworen, reikte ik hem een handje wisselgeld aan: “Er zit een lugubere toverdrank in”.
“Dat geloof ik niet”, zei hij onzeker. Ik rolde het flesje in mijn handdoek en stond op – “Nou dan niet, mij best”.
“Laat zien, laat zien, ik vertel het niemand, ik zweer je. Laat nou zien, man. Laat die lugubere toverdrank eens zien. Alsjeblieft”.
Ik overhandigde het flesje en fluisterde dat één slok voldoende is om je onzichtbaar te maken – “De hele dag ziet niemand je meer”.
Natuurlijk wilde hij een slok en aangezien de tijd drong haalde ik het dopje er af, prevelde ‘Ma nishtana ha-laila ha-zeh’ en knikte dat hij nu een slok kon namen – “Een flinke teug, dat werkt sneller”.

Het ponem van de Dordtenaar zette uit, zette op, kromp, knarste, kraakte, craqueleerde, trok snaarstrak. Ik legde een vinger op m’n lippen en gebaarde dat hij niets mocht zeggen – “Een minuut je mond houden, anders werkt het niet”.

Langzaam kwam hij bij en herhaalde moeizaam mijn woorden – “Als ik dit geheim aan anderen dan de Ingewijden van Ma Nishtana vertel zal de wrake der heerscharen grenzeloos pijnvol zijn, zullen de Dikke Bertha’s bulderen. Zowaar helpe mij God allemachtig”
Die dag heeft niemand Sjors de verwende Schreeuwlelijk uit Dordrecht meer gezien.’

Awraham Meijers

Categorie:

Home » Columns en opinie » ‘Een dagje onzichtbaar’ (column Awraham Meijers)