Geen onderzoek naar geroofd Joods vastgoed in acht gemeenten

In acht gemeenten wordt nog geen onderzoek gedaan naar de onteigening en doorverkoop van Joodse panden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het gaat om gemeenten waar tijdens de oorlog tien of meer Joodse panden zijn onteigend, of waar de gemeente zelf onteigend Joods vastgoed heeft gekocht, waaronder Almelo, Hengelo en Rijswijk. Dat blijkt uit een rondvraag van journalistiek onderzoeksplatform Pointer.
Deze gemeenten zijn ‘verkeerd bezig’ en verzaken hun maatschappelijke plicht om mogelijke misstanden uit het verleden te onderzoeken, vindt Ronny Naftaniel, oud-directeur van het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI). Vijf jaar geleden begon Pointer met het onderzoek, waar vervolgens veel lokale onderzoeken op volgden in veel gemeenten, die erachter kwamen dat hun voorgangers in de bange jaren ’40-’45 fout zijn geweest.
Verkaufsbücher
Het draait om 218 gemeenten die in de zogeheten Verkaufsbücher staan: de registratie van onteigend en doorverkocht Joods vastgoed. De afgelopen jaren hebben 167 gemeenten een onderzoek aangekondigd. Daarin wordt onderzocht of deze woningen na de oorlog zijn teruggegeven aan de oorspronkelijke eigenaren en of de gemeente de Joodse terugkeerders heeft tegengewerkt tijdens dat proces. Inmiddels zijn deze onderzoeken in 139 gemeenten afgerond en gepresenteerd.
Nog niets
Dat betekent echter ook dat 51 gemeenten nog geen onderzoek hebben ingesteld, ondanks dat zij weten dat Joodse woningen binnen hun gemeentegrenzen zijn geroofd. In 44 gemeenten zijn minder dan tien woningen gedwongen van eigenaar gewisseld. Met zo’n relatief klein aantal panden kun je weinig zeggen over de opstelling van de gemeente tegenover de Joodse inwoners, zeggen experts, waaronder ook Naftaniel.
‘Historische rechtvaardigheid’
“Dit soort onderzoeken zijn duur en rechtsherstel heeft meestal wel plaatsgevonden,” zegt Naftaniel tegen Pointer. “Maar als het vermoeden bestaat dat een gemeente zich verrijkt heeft aan een Joods pand, dan heeft zij de maatschappelijke plicht deze specifieke kwestie te onderzoeken. Niet alleen naar de Joodse burgers toe, als die er nog zijn, maar ook als vorm van historische rechtvaardigheid.”
Overgebleven
Er blijven zeven gemeenten over waar tien of meer transacties zijn geweest, plus één gemeente die zelf een pand heeft gekocht, zo blijkt uit onderzoek van Pointer. Het gaat om Almelo (zestig transacties), Rijswijk (dertig), Midden-Drenthe (23), Hengelo (22, waarvan een door de gemeente), Waterland (dertien), Culemborg (elf), Voorst (tien) en Hillegom (twee transacties, waarvan een door de gemeente). Hier is dus nog werk aan de winkel.
‘Kulargument’
De gemeente Almelo antwoordt jaarlijks dat zij afwachten tot een nabestaande melding doet van een mogelijke dwaling. Tot die tijd worden de zestig transacties binnen de Almelose gemeentegrenzen niet onderzocht. Naftaniel vindt dat een ‘kulargument’ van de gemeente Almelo.”Gemeenten die niets doen omdat Joden niet zelf om onderzoek vragen, zijn verkeerd bezig.”
Naftaniel: “Die onderzoeken doe je niet alleen voor de oorspronkelijke eigenaren of nabestaanden, maar om een beeld te krijgen van het handelen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Daar vallen ook nu nog lessen uit te trekken.” Naftaniel vindt het daarom ook belangrijk dat inwoners die niet direct geraakt zijn door de roofhandel van Joods vastgoed hun gemeenteraadsleden aansporen om onderzoek te doen.”
Waardeert u dit artikel?
Doneer hier dan een klein bedrag. Jonet.nl is een journalistiek platform dat zonder giften niet kan bestaan. Wij danken u bij voorbaat.
Wil je meer informatie of een hoger bedrag doneren? Ga naar jonet.nl/doneren