Herkomst – column Judith Zilversmit
Opgroeien tussen twee culturen is ingewikkeld. Als kind van ouders die hier naartoe verhuisden, ben je geworteld in de plaats waar je geboren bent en tegelijk word je geacht te voldoen aan de tradities van het land van herkomst.
Onlangs las ik een interview van journalist Aki Watano, die in Amsterdam-Noord werd geboren als kind van Japanse ouders. Ze schreef er een boek over: Boerenkool met stokjes. Daarin legt ze het ongemak bloot van Aziaten in het Amsterdam van de jaren zeventig. Ook brengt ze in haar boek de stroeve relatie in kaart met haar ouders, die hun eigen weg moesten zoeken in een onbekende omgeving.
Watano maakte de gekste dingen mee. Ze werd op straat vaak met ‘ni hao’ nageroepen en geregeld begonnen mensen zomaar met haar over het wel en wee van Chinese restaurants.
Ondanks die ervaringen duurde het lang voordat Watano toe kon geven dat ze uit een migrantengezin komt. Pas toen haar man, een Nederlandse psychiater, tegen haar zei dat ze een migrantenkind is, begon het te dagen. Al dacht ze eerst nog: hoezo? Ik ben toch niet met een boot hiernaartoe gedreven?
Toevallig luisterde ik in diezelfde periode de podcast De verschrikkelijk mooie migratie en alles wat erna kwam over de Siciliaanse familie van journalist Gabriella Adèr, die in 1969 naar Rotterdam migreerde. Adèr pluist op liefdevolle wijze haar familiegeschiedenis en de onuitgesproken ruzies uit, die de gevolgen van migratie in een nieuw perspectief plaatsen. Hoe is het bijvoorbeeld voor de achterblijvers van het land van herkomst? En hoe zit het met de generatie die hier wel geboren is?
Ik moest hierdoor denken aan mijn eigen oma’s. Van beide kanten vanuit Duitsland naar Nederland gevlucht. In de hoop hier een betere toekomst te hebben. Eind jaren dertig vluchtte een van de oma’s naar Nederland en in 1942 naar Parijs, waar ze ondergedoken zat. In Amsterdam, waar ze na de oorlog haar leven weer opbouwde, zorgde ze er altijd voor dat ze prachtig gekleed was. Alles aan haar klopte. Enerzijds om te laten zien dat ze er nog was en anderzijds ook om haar vrienden en kennissen af te leiden van haar Duitse accent.
De andere oma heb ik niet lang genoeg gekend. Maar de hang naar thuis, naar Duitsland, was altijd aanwezig. Niet alleen omdat ze altijd Duits sprak, maar ook omdat haar huis volhing met foto’s en beelden die verwezen naar wat ooit was.
Het besef dat mijn oma’s migranten waren, werd door het boek en de podcast weer even onderstreept. Daarom, vermoed ik, raakten de verhalen van Ader en Watano me. Omdat ze gaan over ontworteling, gespannen familieverhoudingen en de onuitgesproken verwachtingen die je als nieuwe generatie meedraagt.
Het treft me ook omdat de tijd nu pas rijp lijkt om het hier echt over te hebben, en iedereen hardop mag vragen om ruimte in deze samenleving zonder het ongemak weg te lachen of te negeren. Dat is maar goed ook; hoe ver je ook weg wil rennen van je verleden – uiteindelijk kan je niet anders dan je erin verdiepen en het omarmen.
Lees ook:
Dichter bij het verleden kun je niet komen – column Judith Zilversmit
De dagen voor 4 mei vielen me dit jaar zwaarder dan normaal. De wolken leken iets zwarter dan gebruikelijk. Het zou kunnen komen doordat ik me verloor aan de serie ‘Het Beloofde Land’ van Coen Verbraak, ik naar de JMW-podcast ‘De toekomst van de herinnering’ luisterde en ondertussen de eeuwige discussie weer is opgelaaid over wat de waarde is van herdenken, wie we herdenken en ‘of het niet allemaal te individualistisch is’.
Deze column is mede mogelijk gemaakt door Stichting Maror.
Waardeert u dit artikel?
Doneer hier dan een klein bedrag. Jonet.nl is een journalistiek platform dat zonder giften niet kan bestaan. Wij danken u bij voorbaat.
Wil je meer informatie of een hoger bedrag doneren? Ga naar jonet.nl/doneren