Dichter bij het verleden kun je niet komen – column Judith Zilversmit

Judith Zilversmit (M. De Groot)
Judith Zilversmit (M. De Groot)

De dagen voor 4 mei vielen me dit jaar zwaarder dan normaal. De wolken leken iets zwarter dan gebruikelijk. Het zou kunnen komen doordat ik me verloor aan de serie ‘Het Beloofde Land’ van Coen Verbraak, ik naar de JMW-podcast ‘De toekomst van de herinnering’ luisterde en ondertussen de eeuwige discussie weer is opgelaaid over wat de waarde is van herdenken, wie we herdenken en ‘of het niet allemaal te individualistisch is’. 

Omdat ik enigszins een weg wilde banen in de teneergeslagenheid, nam ik me voor 4 mei bewust in te vullen. Ik had vrij genomen van werk. En ik had ‘geluk’ dat ik samen met mijn broer David via Open Joodse Huizen het voormalige Joods Gemeentegebouw (1888, nog in oude staat) in Haarlem kon bezoeken, waar een deel van onze familie in de oorlog had geleefd. 

In de Tweede Wereldoorlog was Nathanni Moses Zilversmit (1886-1942) conciërge van dit gebouw; tevens grafdelver en drager bij genoemde Gemiloeth Chasadiem. Zijn vrouw Minna Zilversmit-Hes (1890-1942) hield toezicht op het mikwe. Samen met hun dochter Friederika woonden ze in het Joods Gemeentegebouw in de Lange Wijngaardstraat 14. 

Toen eind negentiende eeuw de Haarlemse synagoge te klein bleek, werd besloten tot de bouw van het Joods Gemeentegebouw. Het pand stond symbool voor de destijds bloeiende Joodse gemeenschap in Haarlem. Tot het moment dat in de Tweede Wereldoorlog de Joden steeds meer uit het openbare leven geweerd werden, bood het gebouw een eigen bibliotheek en café, lesruimten en een speelplaatsje.

In de nacht van 25 op 26 augustus 1942 volgde een grote deportatie van Haarlemse Joden. Onder hen ook Nathanni, Minna en Friederika Goud-Zilversmit. Drie weken eerder is zij verloofd met David Goud. Op 27 augustus 1942 trouwen zij in kamp Westerbork, in bijzijn van hun wederzijdse ouders. Vier dagen voor het gezin bij aankomst in Auschwitz wordt vermoord. Dochter Emma Zilversmit, die woonde en werkte als kinderjuffrouw in Amsterdam, wordt een maand later in Auschwitz vermoord en ook David overleeft de Holocaust niet.

Na de oorlog was het pand te groot voor wat er nog over was van de Joodse gemeenschap. De Verkeerspolitie verbleef er nog even en nadat zij vertrokken, werd het gekraakt: het gebouw is het oudste kraakpand van Haarlem. Het was indrukwekkend het pand nog in zijn huidige staat te kunnen betreden. Zelfs het behang uit 1888 zit nog op de muren. Dat ik het huis kon zien in de (bijna) staat waar Nathan, Friederika en Minna hadden gewoond, vond ik natuurlijk heel triest maar ook heel erg mooi. Dichter bij het verleden kun je niet komen. 

Wat mij ook trof was dat de belangstelling buitengewoon groot was, een diverse pluimage – van de achterbuurman die even wilde weten wat er met de grote boom in de tuin gaat gebeuren tot historici, holocaust-overlevenden en Haarlemmers. Zij konden het monumentale interieur bezoeken en de bijzondere verhalen die met het gebouw verbonden zijn horen. 

Het pand wordt dus nu gerenoveerd door Stadsherstel Amsterdam en de Stichting Joods Gemeentegebouw Haarlem opent er een educatief en cultureel centrum om het Joodse verleden weer zichtbaar te maken.  Ik begreep dat het verhaal van de conciërge-dochter Friederika  een prominente rol gaat spelen in de permanente tentoonstelling die daar wordt ingericht. De combinatie van de feiten en de grote geschiedenis met het persoonlijke, menselijke verhaal vind ik treffend.  

Persoonlijke verhalen – weet ik –  kunnen veel mensen bereiken. Maar het is denk ik goed het te verbinden met het grotere geheel. Zowel het individuele als het collectieve herdenken moeten naast elkaar kunnen bestaan of met elkaar worden verbonden. Niet alleen omdat het herkenning kan opleveren maar ook leert het je te verplaatsen in het leven van een ander en zo begrip te kweken en ruimte te laten voor andere meningen en gewoonten. 

Het conciërgehuis,  het vervallen keukentje met rode linten eromheen, de foto van Friederika geplakt op het raam, op diezelfde plek gemaakt door haar echtgenoot David Goud ( hij kon goed fotograferen), blijven deze dagen nog bij mij nasuizen. 

Maar door zo in het verleden te kijken, kan ik juist weer verder vooruit. 

Lees ook:
Erfenis – column Judith Zilversmit

‘In Het Parool stond een reportage over de populariteit van het vak Jiddisj op de UvA. Jiddisch, de taal van de Joden, over de grenzen en staten heen. Tot 2015 werd het onderwezen aan de Universiteit van Amsterdam, maar helaas verdween het vak. Maar nu is het opeens terug. En hoe…’

Logo Maror.

Deze column is mede mogelijk gemaakt door Stichting Maror.

Categorie: |

Home » Nieuws » Dichter bij het verleden kun je niet komen – column Judith Zilversmit