Het populaire Jiddisch, tijden veranderen – column David Barnouw

Foto: K. Rijken

Kort geleden overleed Chaim Topol, de acteur die veertig jaar lang Tevje de melkboer in de musical Fiddler on the roof (1964) vertolkte. Het moet aan het eind van de jaren zestig zijn geweest dat ik met mijn ouders naar deze musical ging, in het Nederlands Anatevka genaamd. De musical was gebaseerd op een Jiddische roman van een Russisch-Joodse schrijver, maar het was een vrolijke musical geworden, juist voor niet-Joden.

Meer dan vijfhonderd keer kon je in Nederland Lex Goudsmit vanaf 1966 als Tevje de melkboer bewonderen. Die wilde zijn dochters aan de (juiste) man brengen. Iedereen in de sjtetl was arm, maar wel gelukkig; er werd veel feest gevierd, Jiddische muziek gemaakt en gedanst. Zo nu en dan kwamen een stel lelijke Kozakken de zaak verstieren, maar dat ging ook weer over. Waarom zouden die Joden dan toch en masse naar betere oorden, c.q. de USA, hebben willen vertrekken?

De musical was een zoet-romantische weergave van het leven van ‘die andere’, die ‘Jiddische’ Joden, die ver ten oosten van Duitsland leefden en in de negentiende eeuw door tsaristisch Rusland vervolgd werden. Van kleine discriminatie tot moorddadige pogroms, de laatste vaak uitgevoerd door staatsinstellingen om latente onrust in het Tsarenrijk in antisemitische  om te zetten.  De slachtoffers waren vooral zeer arme Joden, maar wel religieus en rijkelijk voorzien van wijze rebbes.

In West-Europa was de verontwaardiging over deze pogroms groot, zoals die van 1903 tot 1906 en in de jaren 1920-1929. Er ontstonden tal van voornamelijk Joodse hulporganisaties. De medegeloofsgenoten moesten geholpen worden en met name de honderdduizenden Joodse emigranten die naar Amerika wilden emigreren. Bij hun doortocht door Nederland werden deze doodarme landverhuizers, zo heetten emigranten vroeger, geholpen met voedsel en kleding, waarbij het duidelijk was dat het niet de bedoeling was dat ze in Nederland zouden blijven hangen.

Daar waren de cultuurverschillen wel erg groot voor, want deze ‘Ost-Juden’ belichaamden ook een ouderwets Jodendom met ongetwijfeld veel Joodsheid, maar zonder de culturele ‘verheffing’ die de Joden in het westen hadden ondergaan. Geloofsgenoten ja, maar ook gauw weer doortrekken, want die arme sloebers  zouden zo maar weer antisemitisme kunnen oproepen of versterken.

Er was voor de oorlog wel een romantische omgang met het Jiddisch, met als goed voorbeeld Leo Fuld, begonnen als zingende ober in Rotterdam maar wereldberoemd geworden met Jiddisch repertoire, zeg maar regelrechte smartlappen. Dat hij na de oorlog zeer beroemd werd in het Midden-Oosten, mag wel een gotspe worden genoemd. Nee, Jiddisch en klezmermuziek was niets voor beschaafde, geassimileerde Nederlandse Joden.

In de Verenigde Staten, waar de musical Anatevka vandaan kwam, was de klezmermuziek bij chassidische Joden wel bekend, maar de aanhang bleef gering. In Nederland was het LiLaLo het enig overgebleven Jiddisch muziekcabaret in West-Europa, tot het in 1983 de deuren moest sluiten. In de jaren zeventig viel er een opleving van klezmermuziek te bespeuren, zowel in de Verenigde Staten als in Nederland, maar het bleef muziek in de marge.

Als taal leek het Jiddisch wel verdwenen, door emigratie, assimilatie en de Grote Moord. Maar nu zijn er opeens meer dan vijftig studenten die in Amsterdam college Jiddisch gaan volgen en raken de media niet uitgeschreven over al die leuke Jiddische woorden die wij in het dagelijkse leven gebruiken, zoals hoteldebotel  en habbekrats. Wat leuk, zo’n hang naar het verleden, zou je zeggen. Of gaan de studenten allemaal die zeer gewichtige werken in de Bibliotheca Rosentaliana en de Ets Haimbibliotheek bestuderen?

Ik denk het niet, maar wel vraag ik mij af wat de West-Europese Joden van voor de oorlog hier van gedacht zouden hebben. Heb je je na eeuwen eindelijk uit het getto ontworsteld, spreek je ‘gewoon’ de landstaal en heb je die armoedige klezmermuziek achter je gelaten, gaan ze er honderd jaar later weer mee weer beginnen!

Lees ook:
Helden – column David Barnouw

‘Straatnamen of wijknamen zeggen veel over de geschiedenis, of hoe we de geschiedenis willen zien. Als we het over helden hebben, zijn er maar twee keuzes: zeehelden of verzetshelden. Die eerste categorie gaat in een steeds slechtere reuk staan, bijvoorbeeld Jan Pieterszoon Coen, die namens de VOC flink huishield in de Oost. En dan Piet Hein, bekend als de held van de zilvervloot. Nu hadden de Spanjaarden dat zilver eerst uit Amerika geroofd, dus het was meer een zeventiende eeuwse rip deal dan een glorieuze overwinning…’

Logo Maror.

Deze column is mede mogelijk gemaakt door Stichting Maror.

Categorie: |

Home » Nieuws » Het populaire Jiddisch, tijden veranderen – column David Barnouw