Jezuszegel – column Paul Damen

Paul Damen, 2019 (bron: FB)

Vroeger belden ze nog wel eens g’dvergeten vroeg aan. De getuigen. Op zaterdag riep ik dan woest uit het raam dat míjn g’d mij die dag verplichtte uit te slapen. Doordeweeks deed ik open in mijn kamerjas en wees dan veelbetekenend naar de mezoeza, het koperen kokertje aan de deurpost, onderwijl de tekst die daarin zit, Deuteronomium/Dewariem 6 vers 4, opdreunend. Het sjema: de ultieme Joodse geloofsbelijdenis. Bepaald niet de Bijbeltekst die dominee bij hen erin had geduwd voor ze op huisbezoek moesten. Dus drentelden ze doorgaans beteuterd door.

De mezoeza is namelijk ons Joodse Drosteblikje. Het kokertje bevat een tekst die voorschrijft dat je zo’n kokertje moet ophangen met daarin weer die tekst die voorschrijft enzovoorts. Net zoals de verpleegster op het Drosteblik wijst naar een blik Drosteflikken, waarop weer een verpleegster wijst naar en blik enzovoorts.

Onderhoud ik dus met de gristenheid een warme maar minder matineuze band, toch moet ik hier enige kritiek kwijt op de mannenbroeders die de Jodenheid het meest nabij zijn. Zij zwaaien steeds vaker met het zogeheten ‘messiaanse zegel’: een symbool waarin menora (zevenarmige kandelaar) en een vis in elkaar verstrengeld een mageen davied, een Davidsster, opleveren. Dat zegel hangt ook steeds vaker – ik ben nú al jaloers – als gouden hangertje op de welgevormde boezems van blonde gristelijke meisjes uit de Bible-belt voordat ze trouwen met een bietenboer in bezit van brommer. De wereld is niet eerlijk, nee.

Het symbool zou aangetroffen zijn op archeologische vondsten op of all places de Zionsberg bij Jeruzalem. In 1990 vond een hoogbejaarde Grieks-orthodoxe monnik, Tech Otheoos, een hele zwik kruiken en andere ouwe meuk met dat zegel erop. “Een godsgeschenk, uit het vroege christendom,” zei hij zelf. Nu had ik de prelaat meteen al niet vertrouwd omdat zijn Griekse naam letterlijk ‘goddelijke kunst’ betekent. (Een klassieke opleiding, kom er nog es om.)

En dat juist de Zionsberg, christelijke enclave pal aan de zuidmuur van Jeruzalem in een tot de laatste meter omwoeld land, ruim véértig artefacten opleverde, met op elk ervan dat symbool, dat was al een wonder. Alles opgegraven door één pater annex amateurgraver, die óók nog een mikwe, een Joods ritueel bad vond met óók al dat messiaans symbool op de muur – het was allemaal iets té.

De ‘vondsten’ van Otheoos vertoonden dan ook enige historische discrepantie. Een olielamp mét inscriptie dateerde uit de Hellenistische periode, zo’n honderd jaar vóórdat Jezus ook maar geboren zou zijn. Knap werk van de Wonderdoener. Op een schaal uit de Mamelukkenperiode, pakweg dertiende eeuw, was het zegel over de verf heen geschilderd. Die kon dus niet uit het vroege christendom dateren. Mede vanwege dit soort ongerijmdheden kenschetste de Rashut ha-‘atiqot, de Israëlische Oudheidkundige Dienst, de vondsten als vervalsingen.

Ja, daar hadden die archeoloogjoden een punt. Het zegel zélf was ook frauduleus samengesteld: die vis onderin kennen we als ‘ichthus’, Grieks voor ‘vis’ én acrostichon voor ‘jèsous christos theou huioon sautèr’, ‘Jezus de Christus, zoon van god, redder.’ De eerste christenen hanteerden die haring als heimelijk herkenningsteken – in Rome, tientallen jaren ná Jezus. Dan die Davidsster, nu Joods symbool tot op Israëls vlag toe, maar rond het jaar nul volstrekt onbekend. Toen was de zevenarmige menora het Joodse symbool bij uitstek, zoals nog te zien is op de Titus-triomfboog in Rome, waar Romeinen die meezeulen, en niet een Davidsster. Die duikt pas duizend jaar later op in de Leningrad Codex, het oudste handschrift van de masoretische tekst van de Tenach, de eerste vijf Joodse Bijbelboeken.
De Joden zélf gebruikten de Davidsster pas massaal tegen de negentiende eeuw. Bovendien: menorah boven, vis onder – een beginnende kerk laat in haar belangrijkste symbool, die vis, door een joodse kandelaar onderduwen? Alsof dat Romeinse martelaarskruis al niet erg genoeg was?

Meestal voorheen protestantse dragers van dit symbool noemen zich ‘messianisten’. Ik snap hen wel. Zij houden van deze hoax, zij willen zo graag bij de Joden horen. Met behoud van Jezus als messias, dat wél. Maar hoewel het afzien van varkensvlees te prijzen valt omdat het zulke sympathieke dieren zijn, blijft dat messianisme toch een beetje Joodje spelen zonder het héle pakket erbij te accepteren. Supermarktjodendom met behoud van voorhuid, zeg maar. Zelfs in de variant waarbij Joden op hún beurt Jezus omhelzen, blijft het een poging olie en water te mixen. Elke kok weet dat zoiets moeizaam gaat. En over kok gesproken: de uiterst mallotige ‘Joods-christelijke pastor’ Ben Kok schatte wereldwijd zijn messiaanse aanhang op één miljoen. Dan zou van de pakweg vijftien miljoen Joden wereldwijd zo’n zeven procent heimelijk de Heiland omhelzen. Lijkt me grootspraak, net zoals dat messiaanse symbool een vervalsing is.

Die gouden hangers zijn goede handel, ik snap dat. De schoorsteen moet roken, en als we Jezus indertijd verzopen hadden, was nu de aquariumhandelaar spekkoper. Maar om nou een vette vervalsing om je nek te hangen, pogend de twee ultieme Joodse symbolen christelijk te maken, nee. Hang dan – hij is hangen immers gewend – gewoon zoals altijd een kruis om je nek. Dat hele messianisme, net zoals het héle christendom: jatwerk van Joden is het. ‘Hoort ge dat, vader, moeder, wereld, knekelhuis, dominee?’

Logo Maror.

Deze column is mede mogelijk gemaakt door Stichting Maror.

Categorie: |

Home » Nieuws » Jezuszegel – column Paul Damen