Joden tekort – column Marcel Möring

Marcel Möring
Marcel Möring

‘”Ik kom Joden tekort,” zei ik. Mijn zoon keek om zich heen en grijnsde. We zaten in de trein en toen ik zijn blik volgde begreep ik dat ik te luid had gesproken.

Ondertussen kwam ik echt Joden tekort.

Omdat mijn kinderen, Sam en Sophie, er zo op hadden aangedrongen besloot ik weer een seider te organiseren. Meestal gaan ze bij kennissen in Den Haag en blijf ik thuis. Feestdagen, zelfs de geliefde seider, zijn mooi, maar mijn sociale allergie is sterker.

“Wie komen er dan?” vroeg de dochter.

Dat was een probleem. Ik leid een nogal monastiek bestaan en kan mijn vrienden op de vingers van één hand tellen. En zelfs dan kom ik niet verder dan drie. Een van die drie is Joods en van haar weet ik dat ze elk jaar seider-directeur is, dus die hoef ik niet te vragen. In de wat wijdere kring van kennissen is de score hoger, maar ook zij houden thuis seiders waar je “U” tegen zegt. Wat ik zocht waren alleenstaande Joden die ik aardig genoeg vond om een hele avond mee te eten en discussiëren.

Kom er eens om.

“Misschien moet je een soort seider-Tinder maken,” zei mijn dochter.

Ik dacht het niet.

Mijn gedoe met de tafelbezetting tijdens de seider onthulde een dieper probleem. Voor mij, opgegroeid in het oosten en daarna het noorden, is Joods leven lang iets geweest van horen zeggen en uit de boekjes. Sterker: in het noorden was er zo weinig dat ik met iemand van Joods Maatschappelijk Werk in 1987 een tijdschrift oprichtte om al die verspreid wonende Joden het gevoel te geven dat ze niet helemaal alleen waren in Klazienaveen en Barger-Compascuum. Ik weet niet of dat is gelukt, maar het tijdschrift bestaat nog steeds.

Ondertussen zat ik nog steeds met een tekort.

Het had allemaal zo anders kunnen zijn. Toen mijn voorvader naar Nederland kwam en opperrabbijn van Amsterdam werd, verliet hij het zeer Joodse Worms en kwam terecht in een bijna even Joods Amsterdam. Maar zoals wel vaker in het geval van migratie was het daarna een moeilijke strijd om het bestaan. In de eerste helft van de vorige eeuw bestond de familie voornamelijk uit handelaren in groente en fruit, vrijwel zonder uitzondering communist, anarchist en/of dienstweigeraar en vaker wel dan niet figurant op lijsten met staatsgevaarlijke personen. Er zou toch eens iemand een onderzoekje moeten doen naar het verband tussen migratie en radicaal gedachtengoed.

Hoe dan ook, verspreid onder de volkeren knutselde ik een seider in elkaar die nog best ergens op leek. Mijn kinderen en ik, mijn vriend Leo (Joodse grootvader) en zijn vriendin (angejiddelt) en vervolgens de vriendin en vriend van zoon en dochter (idem). Ik weet, wij doen niet aan zieltjes winnen, maar na afloop waren de niet-Joden zo onder de indruk dat ik ze zo een levenslang lidmaatschap van de club had kunnen verkopen. Met zoveel marktkooplui in de familie zou dat geen probleem zijn.’

Categorie:

Home » Columns en opinie » Archief Oud-columnisten » Joden tekort – column Marcel Möring