Jodendom – Tora

Torarol
wiki

De Tora, ook wel de Vijf Boeken van Mozes genoemd, is de kern van het Jodendom. Volgens de Joodse overlevering, zoals opgeschreven in de Tora zelf, werd deze door de Eeuwige aan het Joodse volk gegeven bij de berg Sinaï.

De twee stenen tafelen waarop de Eeuwige zelf de woorden van de Tora had geschreven, werden in ontvangst genomen door Mosjé (Mozes), die veertig dagen en nachten op de berg had gewacht en gevast. Maar toen hij met de twee stenen terugkwam bij het volk, had dat inmiddels de moed opgegeven hem nog te zullen zien. Het volk had een gouden kalf gemaakt om te aanbidden. Toen Mosjé dit zag, ontstak hij in woede en smeet de stenen tafelen stuk. Later ging hij nog een keer de berg op en schreef dit keer zelf de woorden op die de Eeuwige hem dicteerde. Aldus de Joodse traditie over het ontstaan van de Tora.

Maar er zijn ook wetenschappelijke onderzoeken gedaan naar de oorsprong van de Tora. Volgens deze onderzoeken is de Tora over een periode van eeuwen (op)geschreven door verschillende auteurs. Volgens een onder bijbelwetenschappers algemeen geaccepteerde hypothese werd de eerste complete versie van de Tora eind zevende, begin zesde eeuw voor de christelijke jaartelling vastgesteld. Deze werd later aangevuld met verschillende verhalen en wetten en het eindresultaat is de Tora zoals deze nu is.

De Tora bestaat uit vijf boeken: Bereesjiet (Genesis), Sjemot (Exodus), Wajikra (Leviticus), Bemidbar (Numeri) en Dewariem (Deuteronomium). Samen vertellen zij het verhaal van het ontstaan van de aarde en de mensheid, het ontstaan en de omzwervingen van het Joodse volk en de uiteindelijke vestiging in het Land. De verhaallijn van de Tora is doorvlochten met ethische en andere regels waaraan het Joodse volk zich moet houden.

Bereesjiet/Genesis begint met de ‘oergeschiedenis’: de schepping van de aarde, de eerste mensen en hun nakomelingen. Het verhaal gaat verder met de drie aartsvaders: Awraham, Jitschak en Ja’akov (Abraham, Isaak en Jacob) en de vier aartsmoeders: Sara, Rivka, Lea en Rachel (Sara, Rebecca, Lea en Rachel). De Eeuwige belooft het land Kana’an aan de aartsvaders, maar aan het einde van Bereesjiet verlaten de zonen van Ja’akov het land omdat er hongersnood heerst. Zij trekken naar Egypte, waar zij dankzij hun broer Joseef (Jozef) graan en andere voedingsmiddelen ontvangen.

Sjemot/Exodus vertelt het verhaal van de openbaring van de Eeuwige aan het volk Jisra’eel via hun leider en profeet Mosjé. Mosjé leidt de Joden uit Egypte, waar zij na de dood van Joseef in ongenade waren gevallen en tot slaven waren gemaakt. Volgens goddelijke instructies leidt Mosjé hen naar de berg Sinaï. Daar aanvaardt het volk het Verbond met de Eeuwige. Dit houdt in dat zij Hem als enige G’d moeten aanvaarden en zich aan Zijn wetten moeten houden; in ruil daarvoor zal de Eeuwige hen beschermen en verdedigen tegen vijanden, en voor hen zorgen. Mosjé ontvangt de Tora en onderwijst het volk in de wetten van het Verbond. Het boek eindigt met de bouw van het Tabernakel volgens de instructies die erin beschreven staan.

Wajikra/Leviticus begint met instrueren van het Joodse volk over het gebruik van het net gebouwde Tabernakel. Vervolgens worden de regels beschreven die te maken hebben met de begrippen rein/onrein. Hieronder vallen ook de regels van het kasjroet, de voedselvoorschriften. Verder worden Jom Kippoer (de Dag van Verzoening) ingesteld, verschillende morele en rituele wetten gegeven, er is een gedetailleerde lijst van beloningen voor het je houden aan de voorschriften van de Eeuwige en een al even gedetailleerde lijst met straffen voor het niet volgen van de voorschriften.

Bemidbar/Numeri vertelt over de vorming van een echte gemeenschap door de Joden bij Sinaï, hun vertrek daar vandaan naar Kana’an en het vooruit sturen van spionnen om het land te verkennen. Door hun herhaalde uitingen van ongeloof en ongehoorzaamheid aan de Eeuwige worden de Israëlieten veroordeeld om nog veertig jaar door de woestijn te zwerven voordat zij het Beloofde Land binnen mochten gaan. Ook Mosjé wordt gestraft als hij in een uiting van ongeduld met zijn staf op een rots slaat om er water uit tevoorschijn te halen: hij mag het land alleen zien, maar niet binnen gaan. Aan het einde van het boek Bemidbar trekt het volk naar de vlakte van Moab bij Jericho, klaar om het Beloofde Land binnen te gaan.

Dewariem/Deuteronomium bestaat uit een serie toespraken van Mosjé, gehouden op de vlakte van Moab, bij Jericho. Mosjé drukt het volk op het hart om niet te vervallen in afgodendienst, niet de gewoonten van de andere volkeren in Kana’an over te nemen, en de Eeuwige trouw te blijven. Mosjé herhaalt de opdrachten van de Tora en voegt er nieuwe aan toe. Aan het einde van het boek mag Mosjé het land zien vanaf een berg, waarna hij sterft. De tekst benadrukt dat niemand weet waar Mosjé begraven ligt, vermoedelijk om te voorkomen dat er een persoonlijkheidscultus rondom zijn graf zou ontstaan. Voor zijn dood benoemt Mosjé Josjoea tot zijn opvolger; deze leidt de spoedig volgende verovering van Kana’an.

Categorie: |

Home » Dossiers » Jodendom – Tora