Joodse onderwerpen – column Tomer Pawlicki

Tomer Pawlicki
FB

‘Ongeveer twee jaar geleden kreeg ik een telefoontje van Bibi Netenyahu. U weet wel, de president van Israël. Door sommigen geliefd en door anderen gehaat. Het was een hartelijk gesprek. Hij belde mij met de vraag of ik in Israël kwam wonen. Het was net na de verschrikkelijke aanslagen in Frankrijk op de Bataclan en de Super Marche. In dat gesprek verweet ik hem dat hij mij naar Israël probeerde te lokken door te zeggen dat ik daar veiliger zou zijn dan in Europa. Ik was niet de enige die hij belde.

Dat was een fictief gesprek in mijn eerste column voor Jonet.
Inmiddels ben ik aangekomen bij mijn laatste column. Na iets meer dan twee jaar schrijven hou ik het voor gezien. Genoeg is genoeg. In mijn ogen is de rek er uit. Dat was het al een half jaar terug. Schrijven over Joodse onderwerpen is leuk, maar op een gegeven moment begint het nieuws en wat je erover kan zeggen veel op elkaar te lijken. Zo ook bij mij. Niet dat ik stop met schrijven. Nee, dat zal nog wel even door gaan. Maar als iets altijd in de verste verte met het Jodendom te maken moét hebben, droogt mijn fantasie op.

De beperkte beweegruimte die het schrijven over Joodse onderwerpen biedt, heb ik zo veel mogelijk benut. Volgens mij heb ik alles gezegd wat ik altijd heb willen zeggen. En terug gehoord wat ik had gehoopt te horen. In negatieve en positieve zin. Soms is me verweten dat ik te veel kritiek heb geuit op Joden en Israël. Dat ik mijn liefde voor die twee dingen te weinig heb getoond.
Dat zou kunnen. Maar omdat ik juist iemand ben die veel liefde heeft voor zichzelf, en dus voor Israël en het Jodendom die een onderdeel zijn van mij, zie ik het als een daad van liefde om kritiek te uiten en mezelf te bevragen.. Zo uit ik ook de liefde voor mijn moeder.

Die Joodse wereld in Nederland waar sommigen van ons in leven en anderen weer niet. De afgelopen twee jaar heb ik me er veel mee bezig gehouden. Wat het was en vooral wie het waren. Dat wereldje is klein en lijkt alleen maar kleiner te worden. Al heb ik geen statistieken om dat te bevestigen of te ontkennen. Een ieder die ik tegenkom die er hier in Nederland bewust mee is opgegroeid zie ik ermee worstelen. In Israël aankomen en die identiteit daar kunnen loslaten. Of juist daar niet vinden waar er zo op gehoopt werd. Iedereen moet zich ertoe verhouden.

Soms denk ik dat de Joodse wereld té klein is en een kwestie van tijd voordat het definitief assimileert of evolueert in de rest van de wereld. Op een bepaalde manier zou ik dat niet erg vinden. Sterker, het gebeurt al in het land van de Joden in sommige hoeken. Het is een natuurlijk onzichtbaar proces. Alles is veranderlijk. Dat geldt niet alleen voor de Joodse wereld maar net zo goed voor de Nederlandse of Belgische. Er zijn grotere volken opgegaan in de geschiedenis.
Zoals de Poolse dichteres Wislawa Szymborszka zei: “Zij die wisten, waarom het hier ging, moeten wijken voor hen die weinig weten. En minder dan weinig. En tenslotte zo goed als niets.

Het zijn woorden om melancholisch van te worden. En gelukkig voor mij nog lang niet aan de hand. Als het ineens zou verdwijnen zou ik in een constante staat van rouw vallen. Wie niet?
Maar zolang ze vreedzaam verlopen zijn het geleidelijke onmerkbare processen voor de individuen die het verlies met de tijd verzachten.’

Categorie:

Home » Columns en opinie » Archief Oud-columnisten » Joodse onderwerpen – column Tomer Pawlicki