Judenzählung Eerste Wereldoorlog 100 jaar oud

Afbeelding met tekst: Om dubieuze claims te voorkomen is deze afbeelding verwijderd.
Honderd jaar geleden begon in het Duitse leger een merkwaardige telling. De Duitsers gingen nakijken hoeveel Joden er in het leger waren. De verontwaardiging onder de Duitse Joden was groot: hun patriotisme werd miskend, de nationale eendracht van het begin van de oorlog werd geschonden.Bovendien werd onderzocht hoeveel Joodse dienstplichtigen geschikt waren bevonden voor de krijgsdienst, hoeveel Joodse militairen er waren ingezet aan het front, hoeveel er waren vrijgesteld, hoeveel er waren gesneuveld, enzovoort. Blijkbaar was er twijfel of de Joden zich voldoende inzetten voor de verdediging van het vaderland.

In de aankondiging van deze Judenzählung (Jodentelling) zagen de Duitse Joden een schending in van de nationale eendracht, de Burgfrieden die sinds het begin van de oorlog bestond. Op de eerste dag van de Eerste Wereldoorlog had de Duitse keizer Wilhelm II immers gezegd: “Ik ken geen partijen meer, ik ken alleen nog Duitsers… zonder onderscheid volgens partij, stam, godsdienst” (Ook al hield hij er zelf ronduit racistische ideeën op na). Joodse verenigingen hadden zijn woorden beantwoord: “Wij, Duitse joden, kennen ondanks alle vijandschap in vredestijd vandaag geen onderscheid jegens andere Duitsers. Broederlijk staan wij met allen samen in de strijd.”

Het schreeuwerige patriottisme trof dus zowel de Duitse Joden als de andere Duitsers; en dat terwijl de Joden in Duitsland het relatief goed hadden. Van de meer dan een half miljoen Joden met de Duitse nationaliteit dienden er tijdens de Eerste Wereldoorlog minstens 96.000 in het Duitse leger. Joodse militairen konden zonder problemen aan de Joodse eredienst deelnemen en hadden er hun eigen veldrabbijnen. De Duitse joden hadden zich in de loop van de 19de eeuw vrijwel volledig geëmancipeerd. Ze waren volwaardige staatsburgers geworden. Ze speelden een niet te verwaarlozen rol in het bedrijfsleven, de cultuur en de politiek.

Antisemitisme normaal
Toch werden ze ook van overheidswege nog gediscrimineerd, althans in sommige Duitse provincies. Dit was het geval in Pruisen, verreweg het grootste onderdeel in het Duitse keizerrijk. Er waren ook weinig tot geen Joden in hoge staatsambten. En in het Pruisische leger – we spreken dan voor de Duitse vereniging van 1871 – waren er bijvoorbeeld zo goed als geen Joodse officieren; zelfs geen (dienstplichtige) reserveofficieren. Dat laatste kwetste de rijke Joodse burgerij, omdat het in prominente Pruisische families paste dat zoonlief als officier zijn dienstplicht deed. Maar de Pruisische minister van Oorlog had verklaard dat officier zijn niet alleen een kwestie was van kennis en bekwaamheid. Een officier moest ook respect van zijn troepen krijgen. En dat was blijkbaar een probleem als het om een Joodse officier zou gaan.

In werkelijkheid was er onder de officieren veel antisemitisme. Het Pruisische officierenkorps werd overheerst door edelen met een natuurlijk superioriteitsgevoel. Niet alleen de Joden werden gediscrimineerd. Ook christenen met Joodse voorouders of Joden die zich tot het christendom hadden bekeerd, waren zeldzaam onder de officieren. Dit werkte door in het keizerrijk en tijdens de Eerste Wereldoorlog. Zo waren er maar drie Duitse generaals en admiraals van Joodse afkomst. Generaal Otto Liman von Sanders, tijdens de oorlog adviseur van het Turkse leger, was een van de zeer zeldzame Duitse generaals van Joodse komaf. Zijn Joodse grootvader had zich laten dopen.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog zou het aantal Joodse officieren toenemen, omdat veel niet-Joodse officieren waren gesneuveld en er nu eenmaal niet zoveel geschikte kandidaten waren om de officiersrangen aan te vullen. Intussen was er in Duitsland een actief antisemitisme ontstaan. Er waren agressieve groepen en tijdschriften. Antisemitische partijen hadden enkele zetels in het parlement. Het Alldeutscher Verband, een invloedrijke nationalistisch-militaristische drukkingsgroep, was tevens antisemitisch. De Burgfrieden zette aanvankelijk een demper op deze Jodenhaat. De censuur die er kwam, trof alle geschriften die tegen de nationale eendracht ingingen, dus ook antisemitische publicaties.

Joodse ‘profiteurs’
Toch gingen er al na enkele maanden stemmen op tegen Joodse ‘profiteurs’. Dat gebeurde toen duidelijk werd dat Duitsland de oorlog niet snel zou winnen – zoals aanvankelijk werd gedacht – en dat er zware inspanningen van de bevolking zou worden gevraagd. Het een en ander had te maken met de geallieerde blokkade op zee, waardoor er problemen kwamen met de invoer van voedsel en grondstoffen in Duitsland. Enkele invloedrijke zakenlieden richtten toen een organisatie op die moest zorgen voor de aankoop en de distributie van de allernoodzakelijkste producten. Daaronder bevonden zich een paar Joodse zakenlui, zoals de machtige reder Albert Ballin.

Daarnaast was Walter Rathenau, een Joodse grote ondernemer en briljant intellectueel, betrokken bij een overheidsdienst die grondstoffen voor het Duitse leger moest kopen. Voor de antisemieten was dat voldoende om te beweren dat de Joden van de oorlog profiteerden om de Duitse economie in handen te nemen. Het paste met het oude vooroordeel over de Joden als woekeraars. Die beweringen werden geloofd door een deel van de bevolking, die leed onder de voedselschaarste en het zeer gereglementeerde systeem van rantsoeneringen. In dat klimaat kwamen er steeds maar meer verwijten aan de Joden. Ze zouden militaire dienst ontlopen, of als ze toch in het leger waren, meestal veilige postjes ver van het front bekleden. Ze werden aangeduid als Drückeberger (leeglopers).

Besluit tot de Jodentelling 
Naarmate de oorlog langer duurde, nam de Jodenhaat toe. Sommige extreme publicaties beschuldigden de Joden zonder meer van samenzweren met de vijand. ‘Hoe meer Joden in deze oorlog vallen, des te heviger zullen hun tegenstanders bewijzen dat ze allen achter het front zitten, om aan oorlogswoeker te doen’, schreef Rathenau. In dat klimaat besliste de Pruisische minister van Oorlog Wild von Hohenborn in oktober 1916 om het statistische onderzoek te houden. Toen hij de beslissing begin november bekendmaakte, barstte er een storm van protest los vanuit de Joodse organisaties. In het parlement keerden de sociaaldemocraten en de links-liberalen zich tegen de maatregel. De regering maakte duidelijk dat de telling juist bedoeld was om de beschuldigingen tegen de Joden te weerleggen.

Merkwaardig genoeg werden de resultaten van de Judenzählung geheim gehouden. Pas na de oorlog (de vrede werd gesloten op 11 november 1918) werden ze gepubliceerd. Toen bleek dat 17,3 van de Duitse Joden in de oorlog militair was geweest, hoewel er – uitgaande van hun leeftijd en beroep – slechts 15,8 procent dienstplichtig was. Maar liefst 77 procent had aan het front gevochten, evenveel als bij niet-Joden. De geheimhouding van de resultaten deed de verdachtmakingen alleen maar toenemen. Ook in het leger werden de Joden meer gestigmatiseerd. Joodse militairen zouden vaker zijn gedegradeerd en minder zijn bevorderd dan niet-Joden. En de zeldzame Joodse officieren hadden vaak moeite om hun gezag te doen gelden.

Dolkstootlegende
Toen Duitsland uiteindelijk de oorlog verloor, maakten de Joden deel uit van de zogeheten dolkstootlegende: het verzinsel dat Duitsland verslagen werd door de invloed van ‘binnenlandse vijanden’, waaronder de Joden. Een van de grote verdedigers van de dolkstootlegende was generaal Ludendorff, de belangrijkste Duitse strateeg en, op het einde van de oorlog, de machtigste man van Duitsland.  Meteen na de oorlog werden Joodse oud-strijders niet toegelaten tot de pas opgerichte Stalhlelm, de grootste (maar zeer rechtse) bond van veteranen.

We weten nu dat er 96.000 Joden in het Duitse leger hebben gediend, waarvan meer dan 10.000 als vrijwilliger. Zeker 30.000 onder hen werden gedecoreerd voor dapperheid, 19.000 werden bevorderd en 12.000 sneuvelden. Ook op andere terreinen leverden de Duitse Joden belangrijke bijdrage aan de oorlogsinspanning. De rol van de chemicus Fritz Haber voor de ontwikkeling van chemische wapens is bekend en berucht. Ook de rol van Walter Rathenau in de organisatie van de Duitse oorlogseconomie was zeer belangrijk.

Bron: VRT Nieuws

Categorie:

Home » Achtergrond » Judenzählung Eerste Wereldoorlog 100 jaar oud