‘Ik ben veel moediger als schrijver, dan als zoon’ – interview met Maurits de Bruijn
Maurits de Bruijn (35) schreef al twee romans voordat zijn non-fictie debuut, Ook mijn Holocaust, dit voorjaar verscheen bij uitgeverij Das Mag. De Bruijn beschrijft in dit boek hoe de Sjoa ook in zijn leven nog steeds rimpelingen maakt. Een fenomeen dat wel als tweede of derde generatie-problematiek wordt aangeduid. De Bruijn groeide op in een gezin met drie oudere broers, een gereformeerde vader en een Joodse moeder, die door haar ouders werd ondergebracht in een onderduikgezin (“Natuurlijk hebben ze me gered, maar ze hebben me ook achtergelaten.”) In dit gesprek praat ik met De Bruijn over het Jodendom, over zijn relatie tot Israël en over zijn angsten die maar niet willen vertrekken.
Door Femmetje de Wind
Je bent zeer openhartig in je boek. Aan de ene kant schrijf je bijna schaamteloos over je angsten, maar je vertelt ook dat je je heel lang hebt geschaamd voor die angsten. In het boek vertel je eigenlijk pas op de valreep van publicatie, tegen je moeder dat je ook last hebt van die angsten. Kun je daar iets meer over vertellen?
“Ik ben eigenlijk altijd een angstig kind geweest. Ik heb me als kind ook nooit afgevraagd waar die angst vandaan komt. Tijdens het schrijven van het boek heb ik veel met mijn moeder gepraat eigenlijk altijd over haar relatie tot de oorlog en hoe dat heeft ingegrepen op de rest van haar leven. Maar in die gesprekken was nooit zoveel ruimte voor mijn versie van het verhaal of mijn aandeel in die geschiedenis. Ik denk ook dat het voor mijn moeder nogal wat vergt om die gesprekken überhaupt te voeren. Naarmate het schrijfproces vorderde en ik mezelf ook vrij maakte in dat proces, ervoor uit durfde te komen dat ik onder die angsten lijd, ben ik ook steeds explicieter naar mijn moeder geworden. Maar ik denk dat het lezen van mijn boek de eigenlijke openbaring was voor mijn moeder. Ik ben veel moediger als schrijver dan als zoon.”
Hoe heeft ze gereageerd op dit boek?
“Haar eerste reactie was dat ze zich geconfronteerd voelde met de steken die ze heeft laten vallen als moeder. Toen moest ik wel de flauwe opmerking maken: was dat echt voor het eerst dat je je afvroeg of je als moeder steken hebt laten vallen?
Maar ze heeft ook veel gelachen om het boek. Gelukkig.
Sindsdien is er veel gebeurd, we hebben er veel over gepraat. Ze accepteert mijn versie van het verhaal, ze gelooft me. Dat is fijn. Ze zou ook kunnen zeggen dit is hoe jij het hebt beleefd of, ik was helemaal niet dwingend in de manier waarop jij er voor mij moest zijn of, jij wilde ook graag bij mij zijn of, je hebt het groter gemaakt dan het was. Nee, ze accepteert mijn ervaring en gaat niet in de verdediging.”
Je schrijft over de parentificatie die optrad. Je moest bijvoorbeeld als kind met haar mee naar de wc, de wacht houden voor de deur. Nog steeds durft ze niet alleen te slapen waardoor jij af en toe naar huis teruggaat om bij haar te zijn. Die omdraaiing van de ouder kind rol impliceert ook dat er eigen wensen niet ingevuld konden worden. Kun je daar iets meer over vertellen?
“Ik ben absoluut een laatbloeier, ik ben laat terechtgekomen bij wat ik wilde in het leven zowel op professioneel als romantisch vlak. Hoe ik me verhoud tot anderen, het bewaken van mijn grenzen, ik denk vaak, jeetje ben ik daar op mijn 35ste nog mee bezig? Als iemand bijvoorbeeld een opmerking maakt die mij tegen de borst stuit, zal ik die altijd eerst inslikken en eigenlijk pas twee dagen later sacherijnig wakker worden en denken waarom heb ik toen niet gezegd dat het een kutopmerking was? Dat mechanisme van voor mezelf opkomen dat ben ik pas de laatste jaren aan het leren.”
Heb je het idee dat je dingen voor jezelf niet hebt gedaan omdat je altijd te veel met anderen bezig bent?
“Dat durf ik niet te zeggen. Ik heb immers het schrijverschap gevonden, ik ben naar de kunstacademie gegaan. Het is lastig te zeggen of ik daar eerder was gekomen als het allemaal vloeiend was verlopen. Mijn problematiek komt vooral aan het licht op het sociale vlak. Daar ligt mijn angst voor de onvoorspelbaarheid van anderen, ik ben in gesprekken altijd ontzettend aan het anticiperen, daar komt veel emotioneel werk bij kijken.”
Jouw onzekerheid, met het gevaar jouw problematiek te reduceren tot een woord, schrijf je toe aan het trauma van je moeder. Ik kan me zo voorstellen dat er mensen zijn die zullen zeggen, maar hoe kan dat jouw trauma zijn? Misschien heb je die angsten wel omdat je gewoon een gevoelige jongen bent. Of omdat je van nature gevoeliger bent?
“O, maar dat ontken ik ook niet. Dat is alleen al duidelijk omdat mijn broers er anders aan toe zijn. Natuurlijk is het verweven met al het andere dat ik ben. Mijn boek heet Ook mijn Holocaust, maar het gaat daar niet alleen daarover, het gaat ook over mijn homoseksualiteit, mijn gevoelige inborst, mijn rol in het gezin, het andere grote gezinsdrama dat ons is overkomen. Het laatste wat ik met dit boek duidelijk wil maken is dat mijn problematiek louter en alleen voortkomt uit het trauma van mijn moeder. Het is altijd een samenspel van factoren.”
Hoe is er op je boek gereageerd? Begrijpen mensen wat je schrijft of is er ook onbegrip?
“Tot nog toe zijn de reacties van lezers die van herkenning. Er zijn ook reacties van mensen die zeggen waarom zou je de rol van slachtofferschap op je willen nemen, doe je het erom? Is het een manier om jezelf een identiteit te verschaffen? Is het niet aanmatigend voor mensen dat je als niet eerste generatie slachtoffer je verhaal uit de doeken gaat doen en daardoor misschien wel voor het verhaal van de echte slachtoffers gaat staan? Dat speelde allemaal wel in mijn achterhoofd ook tijdens het schrijven. Maar ja, ik had daar niet zoveel aan want het is niet zo’n vruchtbare bodem, er kan niet veel groeien op die argumenten. Ik kan me wel voorstellen dat mijn boek die gevoelens oproept, maar tegelijkertijd voel ik ook dat het tijd is voor dit gesprek, voor dit verhaal. Als er mensen zijn van twee keer mijn leeftijd die echt op zoek zijn naar een volgende stap in hun persoonlijke ontwikkeling, dan heeft het voor die mensen heel lang geduurd voordat ze ermee aan de slag konden. Dat sterkt me in de gedachte dat het heel belangrijk is dat deze gesprekken worden gevoerd. Dat geldt ook voor andere grote trauma’s trouwens.”
Eigenlijk is het boek vooral een verslag van een reis die je maakt naar Israël met je vader toen je twaalf jaar oud was. Je aantekeningen uit die tijd noem je ‘braaf’, ‘saai’ en ‘ongeïnspireerd’. Je schrijft ergens: ‘Ik durf zelfs in mijn dagboek niet uit de pas te lopen’. Heb je nu het gevoel dat je jezelf in dit boek volledig durft te laten zien of heb je nog steeds het gevoel dat je jezelf op momenten censureert?
“Dat is echt een hele goeie vraag. Natuurlijk is er het bewustzijn van een schrijver dat het boek uiteindelijk terecht gaat komen in handen van anderen. Dat idee heb ik zoveel mogelijk proberen uit te zetten maar dat gaat niet helemaal. De gedachte dat ik aanspraak zou durven maken op dit grote trauma was als kind ondenkbaar, ik maakte niet eens aanspraak op de dingen die me overkwamen. Ik werd bijvoorbeeld gepest op school, maar dat vertelde ik aan niemand. Ik worstelde met allerlei angsten, maar dat vertelde ik mijn ouders niet. Dat illustreert wel hoe ver verwijderd ik was van mezelf laten zien. En daar is dit boek het antwoord op.”
“Ik denk wel dat ik mezelf heel erg heb weten vrij te maken om dit te schrijven. Het proces was vrij gecomprimeerd, ik heb het leeuwendeel tussen januari en april van dit jaar geschreven. Een korte periode. Dat heeft wel in de hand gewerkt dat ik niet bij alles tien keer kon stilstaan. Als het proces langer had geduurd had ik misschien veel meer weggehaald, mezelf meer gecensureerd. Aan het einde van mijn boek komen mijn huidige angsten explicieter naar voren, ook de kinderangsten die niet zijn verdwenen. Ik kan me voorstellen dat iedereen wel begrijpt dat die omringd zijn door schaamte. Mijn redacteur had in eerste instantie een aantal van die fragmenten eruit gehaald en toen heb ik gezegd, nee, die moeten erin blijven. Anders heb ik het hele boek naar iets toe gewerkt dat niet wordt ingelost. Dat voelt niet eerlijk. Grappig genoeg had ik dus een uitweg, er was iemand die zei misschien is dit te veel, of te zwaar of te emotioneel of te pathetisch misschien, maar ik zei nee het moet erin. Ik had echt een missie voor mezelf.”
Ik vond het fijn dat het erin stond, niet voor jou, maar voor het boek. Anders had ik het gevoel gekregen dat alles zich in het verleden afspeelt, nu weet ik dat de angsten alsmaar door blijven werken en dat het heel moeilijk is er vanaf te komen. Zo heb je echt het gevoel dit is wat een trauma doet, het werkt almaar door. Wilde je dat ook laten zien?
“Ik wilde het absoluut laten verweven met het heden. Toen ik dit project begon, anderhalf jaar geleden, dacht ik, er moeten nog stappen worden gemaakt in mijn proces om dit boek tot een goed einde te brengen. Dus ik moet of ayahuasca nemen of weer in therapie, of EMDR eroverheen of nog een andere vorm van meditatie leren. Ik moet naar een betere plek toe, niet alleen als mens maar ook als personage in dit boek. Toen duidelijk werd dat dat niet ging gebeuren moest ik me daarmee verzoenen. Shit, dit wordt een verhaal zonder loutering en ik ben het niet de baas voordat ik het de wereld in breng.”
En dat is wat je moeder je ook meegeeft aan het einde van het boek. Zij is niet bereid je comfort te geven. Wat jij je hele leven probeert bij haar, haar comfortabel te maken is precies wat ze niet doet bij jou. Ze zegt eigenlijk zoiets van het spijt me jongen, deal with it. Is ze daarin ook een voorbeeld?
“Ja, absoluut, want mijn moeder kan veel eerlijker zijn dan ik. De ruimte die zij inneemt heb ik dus niet. Dat is de consequentie daarvan. Als iemand heel transparant is over haar behoefte of zienswijze kan het moeilijker zijn voor de ander om zijn of haar plek in te nemen. Dat is wel steeds meer in balans aan het komen. Ik had er eigenlijk nog niet over nagedacht, maar je hebt gelijk, mijn moeder probeert me niet te troosten of het mooier te maken dan het is.”
Je schrijft ook dat je misschien wel zo graag op je moeder wilde lijken en dat je haar angsten hebt overgenomen, dat klinkt alsof je er zelf wat aan kon doen. Eigen schuld, dikke bult.
“Alles waar je zelf schuldig aan bent is makkelijker want dan kun je het ook zelf oplossen. Het suggereert dat je ook de sleutel hebt. En alles wat van buitenaf komt, of uit eerdere generaties, welk antwoord kun je daarop formuleren? Wat ik vooral met het fragment probeer te zeggen is dat mijn moeder, het oorlogsslachtoffer, gek genoeg, mijn grote voorbeeld was en mijn vader niet. Gek genoeg was zij de ouder op wie ik wilde lijken.”
Het rolmodel dat je kiest is een angstige enigszins onthechte vrouw. Terwijl je vader een hele stabiele, aardige, rustige man is. Heb je enig idee waarom je hem niet koos als rolmodel?
Zo moeilijk om daar antwoord op te geven. Dat is een keuze die ik onbewust heb gemaakt. Niet met mijn verstand. Als je zegt je moeder is een angstige onthechte vrouw, dan denk ik: maar dat is niet het beeld dat voor mij overheerste. Dat gold ook voor mijn broers en voor mijn vader. Mijn moeder is namelijk ook een innemende charmante en eigenzinnige vrouw. Haar trauma en haar angsten wreken zich dagelijks maar ze is heel veel meer dan dat.”
In je boek schrijf je ook over je broer die naar India gaat en daar vermist raakt. Uit jouw boek blijkt niet wat zijn lotsbestemming is. Ook dat wordt niet afgerond. Het blijft almaar voortbestaan. Het trauma houdt niet op.
“Wat zo typisch is voor beide trauma’s is dat ze allebei gekleurd worden door dat niet weten. Er is zoveel dat we niet weten, dat is natuurlijk ook onderdeel van de pijn van heel veel overlevenden. Dat geldt voor de familie van mijn moeder en dat geldt ook voor de vermissing van mijn broer.”
Je bent opgegroeid in een gereformeerde omgeving. Je vraagt je in je boek af of een mens gereformeerd en Joods kan zijn. Ook lees ik: dat hele Oude Testament is plagiaat en het christendom is een verdunde versie van het Jodendom. En ook: christenen zijn de grondleggers van het antisemitisme. Bij mij komen dan allerlei duale gevoelens op. Worstel je daar nog steeds mee?
“Die vraag stelde ik me op mijn twaalfde. Inmiddels beschouw ik dat gereformeerd zijn als een deel van mijn achtergrond. Als je nu zou vragen wie ben jij, dan zal ik eerder zeggen dat ik Joods ben dan gereformeerd. Maar dat heeft ook een politieke lading. Ik voel de behoefte die identiteit gestalte te geven omdat die al zo versplinterd is en in mijn stamboom vernietigd. Het Joods zijn ervaar ik als een fluïde identiteit die je op veel manieren kunt interpreteren. In gelovige zin, de enge zin van het woord, ben ik natuurlijk geen Jood.”
Nou in enge zin ben je het juist wel.
“Ja, via mijn moeder, via de bloedband, maar niet als je kijkt hoe ik leef. Ik houd geen sjabbat, eet niet koosjer, ga niet naar sjoel. Ik vind het Jodendom wel belangrijk in culturele zin, ik kom bijvoorbeeld graag samen in de Uilenburgersjoel met andere Joden die misschien Joodser zijn dan ik, maar waar ik wel voel dat er plek voor me is. Dat gereformeerde voelt anders, dat is alles of niets. Vroeger voelde het alsof ik geen aanspraak zou kunnen maken op het Jodendom, inmiddels voelt het alsof ik geen aanspraak meer kan maken op het gereformeerd zijn. Dat is echt niet te rijmen met hoe ik nu in het leven sta.”
LEES DE REST VAN DIT INTERVIEW, DAT ONDER MEER GAAT OVER ISRAEL, DE BRUIJNS HOMOSEKSUALITEIT, ZIONIST ZIJN EN ANTISEMITISME; VIA DEZE LINK.
Dit artikel is gepubliceerd in samenwerking met Joods educatief centrum Crescas.
Waardeert u dit artikel?
Doneer hier dan een klein bedrag. Jonet.nl is een journalistiek platform dat zonder giften niet kan bestaan. Wij danken u bij voorbaat.
Wil je meer informatie of een hoger bedrag doneren? Ga naar jonet.nl/doneren