Nog steeds supernaïef – column Awraham Meijers

Awraham Meijers
Facebook

Soms vraag ik mij af of ik vroeger naïever was dan vandaag, nu ik een volwassen man ben. Of is naïviteit leeftijdgebonden? Nou ja, ik denk van wel. Zo herinner ik me, ik was denk ik een jaar of acht, dat ik met mijn vader in Amsterdam reed, hij moest daar voor zaken zijn. Ergens was een straat opgebroken en vader sloeg een andere richting in. Mopperend strandde de auto bij een opgebroken pleintje. Vader kwaad. Ik probeerde de boel te sussen met de opmerking dat straten die nu gerepareerd worden, nóóit meer op de schop hoeven. Mal jochie dat ik was.

Ook zoiets; Als het regende in Doesburg, het stadje waar ik opgroeide, ging ik ervan uit dat het op de hele wereld gutste. En vanzelfsprekend was het dat mijn vriendjes en ik er (onbewust) van uitgingen dat we altijd vriendjes bleven en we altijd met elkaar bleven spelen. Je kent die strofe uit ‘Het Dorp’ het klassieke liedje van Wim Sonneveld: ‘Ik was een kind en wist niet beter, dan dat ‘t nooit voorbij zou gaan’.

Weer wat ouder vond ik meisjes uiteraard hartstikke stom. Met die stomme grieten kon je niet leuk spelen of (straat)voetballen. Toch? Van dat vooroordeel was ik overigens snel genezen toen ik in mijn pre-pubertijd voor mijn klasgenootje Lucie bepaalde ondefinieerbare gevoelens kreeg. Lucie daarentegen niet voor mij. O, wat voelde ik mijzelf miskend en zielig en concludeerde dat ik voor de rest van mijn mislukte leven verdrietig zou blijven. Sukkel die ik was.

Dan word ik teenager en op een bepaalde manier minder naïef. Dikke doei Lucie! Welkom in mijn leven o gij leuke meiden. Maar intussen had ik een merkwaardige naïviteit ontwikkeld, namelijk die van schaamte. Man, ik liep van de vroege ochtend tot de late avond met het schaamrood op mijn wangen. Het woord gêne kon ik van achteren naar voren spellen. En – nu wordt het erg intiem – ik had ook bedacht, nee was ervan overtuigd, dat meisjes geen windjes lieten. Dat deden alleen jongens, grof gespuis dat ze waren. Ondanks mijn verlegenheid was ik er ook van overtuigd dat ik maar met mijn vingers hoefde knippen en die interessante aantrekkelijke (vooral blonde) meiden zouden met bosjes voor mij vallen. Ik, de onweerstaanbare Adonis. Seksistische naïeveling die ik was. 

Ik werd lid van de Joodse jeugdvereniging Haboniem en wist al gauw dat Israël letterlijk het beloofde land was; er werden moerassen drooggelegd, de woestijn zou dankzij het onverwoestbare idealisme een bloeiende gaarde worden. Geen discriminatie en racisme. En tussen die unieke werkzaamheden door werd de hora gedanst. Hava Nagila hava…

Dus werd het Israël naar kibboets Matsuva en had onderweg alvast de mouwen opgestroopt. De naïviteit van een jongvolwassene. Maar ik kon niet wennen, wat niet aan de kibboets lag. Maar tja, ik ben nu eenmaal een stadsmens. Dus op naar het stadsleven. Netanya, Bat Yam, Tel Aviv. Veel vrienden gemaakt, interessant werk – theater en film. Maar ik voelde meer en meer de onomkoombare druk van de ultra orthodoxie. Die invloed was toen al – ik heb het over midden jaren zestig – te groot. Zo ging een popconcert niet door omdat de ultra’s tegen waren. Kortom: Mijn dagelijks leven werd aan hun overdreven fratsen geketend. En dat accepteer ik onder geen enkele voorwaarde.

Terug naar Nederland, waar Israël enorm populair was, wat duidelijk werd tijdens de Zesdaagse oorlog (5 tot en met 10 juni 1967) toen premier Levi Eshkol van de Arbeiderspartij en zijn partijgenoten, de generaals Moshe Dayan en Yitzhak Rabin, de juiste stappen namen om de dreigende agressie van onder andere Egypte, Jordanië en Syrië niet langer te accepteren. Rabin, die later premier werd, is in 1995 door een godsdienstgekkie vermoord.

Natuurlijk is een staat niet onfeilbaar, en dat geldt uiteraard ook voor Israël. Maar de levensgevaarlijke strapatsen die de huidige regeringscoalitie uithaalt is toch wel een dieptepunt in de korte geschiedenis van dit land. Dat de agressiviteit tussen Palestijnen en Israëliërs alsmaar escaleert is een dramatisch dieptepunt. Gevechten in en rond de Al-Aqsamoskee – de zogenaamde heilige grond – zou misschien opgelost kunnen worden als het hoofd van die moskee en een opperrabbijn om de tafel gaan zitten om samen tot een vreedzame oplossing te komen. Maar ja, ik ben natuurlijk nog steeds supernaïef.

Logo Maror.

Deze column is mede mogelijk gemaakt door Stichting Maror.

Categorie: |

Home » Nieuws » Nog steeds supernaïef – column Awraham Meijers