Onvoorspelbaar tot op het eind – ‘We are here’ – filmrecensie
Door de jaren heen zijn er heel wat films gemaakt met mensen met autisme in de hoofdrol. De beste voorbeelden zijn ‘Rainman’ (1988) met Dustin Hofman, ‘Forst Gump’ (1994) met Tom Hanks en ‘Nell’ (1994) met Jodie Foster in de hoofdrol van iemand met autisme. Sommigen zeggen dat het ‘makkelijk’ is om zo’n rol te spelen, omdat autisten gekenmerkt worden door ‘typisch gedrag’. Maar al deze acteurs vonden het juist niet eenvoudig en moesten bijna letterlijk in de huid van de hoofdpersoon kruipen. Een aandoening heeft kenmerken, maar is toch niet zomaar gespeeld en mede daarom oogstten deze acteurs veel lof. Het is niet voor niets dat deze films nog steeds zeer worden gewaardeerd.
De Israëlische acteur Noam Imber mag eveneens geprezen worden voor zijn acteerprestatie in ‘We are here’, een Israëlische speelfilm die sinds 7 oktober in de Nederlandse bioscopen draait. Hij speelt Uri, een jong volwassene met een zware variant van autisme die nog thuis bij zijn vader Aharon (Shai Avivi) woont. Zijn moeder wil dat de jongen naar een instituut gaat om daar onder begeleiding te wonen, want zij en haar ex-man worden ouder en kunnen niet altijd voor hem blijven zorgen, vindt ze. Uri vindt deze stap best wel eng en vader Aharon ziet het ook niet zitten. Op de dag waarop de jongen naar het tehuis moet gaan – er is een gerechtelijk bevel – ontstaat er een noodsituatie en nemen hij en zijn vader de benen.
Vanaf de eerste minuut zet Imber zijn rol zo neer dat je echt denkt dat hij autisme heeft (of dat de acteur dat zou kunnen hebben). Het voor zich uit staren, het heen-en-weer schommelen van net lichaam en het hechten aan vaste patronen in de dag; allemaal kenmerken, maar wel zo gespeeld dat het niet lijkt alsof er sprake is van een trucje. Na de eerste scene, op de fiets, zit je er als kijker goed in en vervolgens leer je het gezin al snel kennen, waardoor het verhaal prima te volgen is. De onderliggende spanning is duidelijk. Vader wil niet dat Uri naar het tehuis gaat en moeder wil dat persé. Het getouwtrek zorgt uiteindelijk voor constante onzekerheid over het lot van de jongen, en daar zit de spanningsboog in het verhaal.
Vooral de scene waarin de eerder genoemde noodsituatie ontstaat, maakt indruk. Op de dag waarop vader en zoon in de trein zitten, op weg naar de inrichting, raakt de jongen in paniek. Tijdens de overstap op het perron kermt hij het uit. Huilen, trappen en het wegwerpen van zijn schoen; maar wat er ook gebeurt, de andere reizigers laten hem en zijn ploeterende vader links liggen. Niet alleen laat deze scene zien hoe het moet zijn om met een volwassen gehandicapt kind in noodsituaties te komen, maar ook toont het de onverschilligheid van de mensen en de samenleving aan. Net als in Nederland lijkt de solidariteit ook in Israël te zijn verdwenen.
‘We are here’ is een film die tot aan het einde blijft boeien, omdat tot op het allerlaatste moment onduidelijk blijft of Uri wel of niet voor de inrichting kiest. De film is niet voorspelbaar en zeker niet saai, zoals anderen pogen te zeggen, maar laat juist de tragiek van het leven zien. Vader en zoon komen na de noodsituatie-scene in abnormale situaties terecht en daarin wordt ook duidelijk welke onderliggende problemen er spelen. De film geeft een klein inkijkje in de huidige Israëlische samenleving waar het – net als in Nederland – steeds vaker ‘ieder voor zich’ is. Alleen al daarom is hij de moeite waard om te gaan zien.
Waardeert u dit artikel?
Doneer hier dan een klein bedrag. Jonet.nl is een journalistiek platform dat zonder giften niet kan bestaan. Wij danken u bij voorbaat.
Wil je meer informatie of een hoger bedrag doneren? Ga naar jonet.nl/doneren