‘Sinds tweeduizend jaar’ is een schokkende autobiografische roman – boekrecensie

Sinds tweeduizend jaar
DBB

Ik heb nooit een gesprek met iemand gevoerd zonder mij bezorgd af te vragen of hij wel of niet wist dat ik Joods was en, zo hij dat wist, of hij me dat zou vergeven of niet.

Door Awraham Meijers

Slechts weinigen in ons land zijn bekend met de geschiedenis van Roemenië en in het bijzonder het actieve antisemitisme tijdens de jaren voor de Tweede Wereldoorlog. Daarom is het bijzonder nuttig dat ‘Sinds tweeduizend jaar’ wordt ingeleid door vertaler en Roemenië-kenner Jan Willem Bos, die relevante informatie over deze periode geeft.
Voor veel Roemenen betekent het interbellum nog steeds een nostalgische terugblik op een era van bruisende cultuur, waarin de literatuur enorme hoogten bereikte en een economie die floreerde als nooit tevoren. Bij nadere analyse blijkt het vooral een tijd van chaos, economisch, sociaal, en (dus) moreel verval. Er bestond een antisemitische wetgeving, die pas in 1944 is opgeheven. Dat jaar verjoeg het Russische leger de fascistische dictator Ion Antonescu en stond Roemenië aan de kant van de geallieerden. Tot dat moment was de pro nazistische regering (mede) verantwoordelijk voor de dood van zo’n half miljoen joden en tienduizenden Sinti en Roma. Het duurde echter tot 2004 – de aanloop tot het EU-lidmaatschap – eerdat de Roemeense regering betrokkenheid bij de Holocaust erkende.
Een positieve ontwikkeling is dat deze uitgave van ‘Sinds tweeduizend jaar’ mede tot stand is gekomen met subsidie van het Roemeens Cultureel Instituut uit Boekarest.

Berufsverbot
Mihail Sebastian – zijn werkelijke naam was Iosef Mendel Hechter – werd in 1907 geboren in Brâila – een stad aan de Donau. Brâila was destijds (tot 1929) deel van Ottomaanse Rijk. Sebastians ouders waren geassimileerde Joden, hij groeide aldus op in een ‘open milieu’. Na de middelbare school studeerde hij in Boekarest rechten en filosofie, waarna hij naar Parijs ging om aan zijn proefschrift te werken. Na een jaar legde hij het bijltje erbij neer.
Terug in Roemenië is hij door professor Nae Ionescu gevraagd voor het tijdschrift Cuvântul te werken. Vertaler Bos tekent hierbij aan: ‘Een blad met extreemrechtse, zo niet regelrechte fascistische signatuur, waar hij zou blijven tot 1934’.
Als redacteur bij de uitgever van de Koninklijke Fundatie is hij ontslagen op grond van een antisemitische wet waardoor Joden niet meer konden publiceren. Sebastian bleef echter met succes toneelstukken schrijven, waarvan sommige later zijn verfilmd. Vanaf ’43 gebruikte hij het alias Victor Mincu, aangezien men wist dat Mihail Sebastian le nom de plume van een Jood was.
Op 27 mei 1945, kort na de bevrijding van Roemenië, vond Mihail Sebastian in Boekarest de dood nadat hij door een vrachtwagen was aangereden. Hij werd slechts zevenendertig jaar.

Dubieuze houding
Zoals vermeld was Sebastian redactielid van het extreemrechtse tijdschrift Cuvântul. Het blijkt dat hij in die periode daadwerkelijk begrip en bewondering had voor nationalistische en antisemitische ressentimenten. Een dergelijke ambivalente houding zal de lezers allicht in verwarring brengen. Is dit Joodse zelfhaat? Was Sebastian (tijdelijk) bezweken onder het juk dat Jodendom heet? Dacht hij dat begrip opbrengen voor Jodenhaters, met ze in gesprek gaan, zijn leven en carrière veilig zou stellen? Complexe vragen die de ik-persoon stelt en (indirect) beantwoordt
Als in 1934 het boek verschijnt, stampen in Duitsland de nazilaarzen, Hitler wordt ‘Führer voor het leven’. In die periode is het voorwoord in Sebastians boek op diens verzoek geschreven door de antisemiet professor Nae Ionescu. Het is een fanatiek pamflet waarin Ionescu op quasi theologische gronden onder meer stelt dat: ‘De joden al het leed dat hen overkomt aan zichzelf te wijten hebben omdat ze de Heiland niet erkennen’. Ionescu: “De Messias is gekomen, Josef Hechter, voel je niet hoe je door koude en duister wordt bevangen?”
Deze onverholen antisemitische tekst werd dus in Sebastians boek vermeld, wat uiteraard heftige reuring betekende. Jan Willem Bos: ‘Hoewel Sebastian diep geschokt was over Nae Ionescu’s tekst, publiceerde hij hem toch als voorwoord bij zijn roman, die, juist daarom, veel opschudding veroorzaakte. Misschien wilde Sebastian alleen maar laten zien dat hij een man van eer was en gunde hij daarom Nae Ionescu zijn weerwoord’.(…)

Opgedrongen Joodse solidariteit
‘Sinds tweeduizend jaar’ is een dagboekachtige terugblik, een kroniek die in 1923 begint – het jaar dat Roemeense Joden voor het eerst burgerrechten kregen. Dit leidde tot woedende protesten van niet alleen de ‘ongeletterde’ bevolking, maar ook en vooral onder studenten, die een numerus clausus voor Joden eisten. De ik-figuur studeert op dat moment rechten aan de universiteit van Boekarest. Hij en zijn Joodse medestudenten krijgen geregeld slaag en wordt hen vaak toegang tot de collegezalen geweigerd. Hij protesteert niet tegen deze provocatie, gaat niet gebukt onder zelfbeklag, maar ergert zich vooral aan het feit dat hij – vrijdenker die hij is – hierdoor wordt gedwongen blijk te geven van Joodse solidariteit. En dat is precies wat hij niet wil. Op het dagelijks geweld is zijn reactie ronduit flegmatiek: ‘Vandaag kreeg ik op college twee klappen en ik maakte acht bladzijden aantekeningen. Niet slecht, voor twee klappen’. En over een Joodse medestudent: ‘Voor Marcel Winder is het de vijftiende keer. Eergisteren hebben ze ook zijn hoed gemold, wat hem een duidelijke voorsprong geeft op weg naar het martelaarschap…’ Ironisch? Cynisch?

Lone cowboy
Via dagboekachtige verslagen van gesprekken met voornamelijk intellectuelen, passeren ook het zionisme en marxisme de revue. De ik-figuur wijdt de meeste aandacht aan zichzelf. Wars van collectiviteit kiest hij voor zijn ‘eigen ik’ – de lone cowboy. Hij portretteert zich als ‘Een boom die het bos is ontvlucht’ en zegt daar niet rouwig om te zijn. Integendeel. En ach, de Einzelgänger zwerft wat door de straten van Boekarest, drinkt een glas wijn en ontmoet types die de revolutie prediken.
Hij reist naar Parijs om aan zijn proefschrift te werken, maar denkt ook in de lichtstad een manier te vinden om de dreigende sfeer te begrijpen die Europa meer en meer in de wurggreep neemt. Wat prachtig beschrijft de ik-figuur zijn leven in die stad, de mensen die hij ontmoet, hun verhalen. Zo voert hij gesprekken met de intellectuele arts Maurice Buret wiens levensvisie fascinerend is. Hij leidt bewust een amoreel leven, maar beweert dat niet te zijn: ‘Ik heb een geweten dat in staat is de ernstigste crises te verwerken. Dat is zo, omdat ik mijzelf niet voor de gek houd en geen moreel vraagstuk maak van iets wat niets dan een technisch vraagstuk is’. Volgt een exposé over moraal, dat schitterend navrant is. De omgekeerde logica als hard bewijs.
Ondanks zijn zelfgekozen positie van toeschouwer langs de zijlijn komt de ik-figuur uiteindelijk in contact met een man waar hij grote bewondering voor heeft; de hoogleraar filosofie en economie Chită Blidaru, zoals hij in deze roman heet – in werkelijkheid was het de ordinaire antisemiet Nae Ionescu. Chită raadt hem aan architectuur te gaan studeren. Jaren later ontwerpt/bouwt hij op Blidaru’s verzoek een huis voor hem. Welk een ironie toch: De verachte Jood die de beroepsantisemiet een ‘thuis’ bezorgt.

Vriendschap – Vijandschap
Het is evident dat het leven van de naamloze verteller tragische vormen aanneemt. Vriendschap en vijandschap zijn de dramatische optelsom van zijn obsessieve hunkering deel te mogen zijn van het Roemeense intellectuele establishment, dat soms ontaardt in Joodse zelfhaat. Als de arts Maurice Buret hem onomwonden vertelt dat hij Joden haat, knippert de ik-figuur niet eens met z’n ogen, bij wijze van spreken. Buret: (…) ‘Ik heb geen begrip voor Teutonen en Joden’. De ik-figuur vraagt kennelijk onbewogen: ‘Antisemiet?’
Tijdens een gesprek met een kennis over de spanning die in Roemenië heerst beweert deze: ‘En toch bestaat er een joodse kwestie, en die moet worden opgelost’(…) ‘Als het in mijn macht zou liggen, zou ik er een paar honderdduizend uit de weg ruimen’.

Wat was, kan weer actueel worden
Wat een fantastische uitdagende, amorele gesprekken worden er gevoerd! Dialogen die door hun vaak onlogische logica hard aankomen. Indringende waarnemingen en zelfreflectie van een man die weet dat de smeulende wereld binnenkort in brand zal staan.
‘Sinds tweeduizend jaar’ kan worden beschouwd als een roman waarin je de contemplatie van de ik-figuur, de gevoerde dialogen, vaak herleest. Je ontkomt niet aan de neiging om een eigen mening toe te voegen, aan de gesprekken deel te nemen. Want wij weten dat, wat een eeuw geleden salonfähig was, in een andere vorm – maar niet minder grimmig – opnieuw actueel is. Sebastian confronteert de lezer weliswaar met de realiteit die zich tussen twee wereldoorlogen afspeelt, maar met onze kennis van nu – een tijd van toenemend antisemitisme, xenofobie en miljoenen ontheemden – is de feitelijkheid van de wereld van toen de confrontatie van een aanloop tot nieuwe waanzin, die uit kan escaleren en in chaos. Wat dat betreft is er sinds twee duizend jaar niets nieuws onder de zon.
De prachtige vertaling van Jan Willem Bos is modern, eigentijds, waardoor de taal van ‘toen’ leest zoals het vandaag wordt gesproken.

Nota Bene: Mihail Sebastian zei te hopen dat ‘Sinds tweeduizend jaar’ ooit zal verschijnen zonder Ionescu’s voorwoord en zonder zijn (Sebastians) eigen explicaties, maar gewoon als pure romankunst. Aan zijn wens is met deze uitgave voldaan.

Deze recensie werd geschreven door Awraham Meijers

Titel: Sinds tweeduizend jaar
Auteur: Mihail Sebastian (Iosef Mendel Hechter)
Uitgever: De Bezige Bij
ISBN: 9789403122700
Prijs: 19,99 euro

Categorie: |

Home » Nieuws » ‘Sinds tweeduizend jaar’ is een schokkende autobiografische roman – boekrecensie