‘Oslo’ heeft relatie Israël-diaspora verstoord’

Rechtenvrije afbeelding van Clinton, Rabin en Arafat.

Jom Kippoer – grote verzoendag – is een moment van reflectie en terugblikken. Wat hebben Joden in het afgelopen jaar verkeerd gedaan, is er berouw en zijn er zonden te vergeven. In het kader van terugkijken, brengt Jonet vandaag deze long read over de Oslo-akkoorden, die deze week precies 25 jaar geleden werden ondertekend door de Israëlische premier Yitzhak Rabin en de Palestijnse leider Yasser Arafat. De vertaler van de toespraak die Rabin indertijd hield in de rozentuin van het Witte Huis blikt terug en stelt: door de Oslo-akkoorden is de relatie tussen Israël en de Joodse diaspora (in Noord-Amerika in het bijzonder) verstoord.

Zeker 25 jaar na de ondertekening van de Oslo-akkoorden zijn er veel analyses over wat er mis is gegaan met de historische overeenkomst die het Israëlisch-Palestijnse conflict moest beëindigen. Sommigen beschuldigen het Palestijnse leiderschap, terwijl anderen de schuld leggen bij de Israëlische regering of beweren dat de overeenkomst vanaf het begin gedoemd was te mislukken door haar gebrekkige opbouw. De onvermijdelijke realiteit, hoe men er ook naar toe gaat, is echter de mislukking van ‘Oslo’; tenzij het kolossale verlies van het Israëlische en Palestijnse samenleven, in combinatie met een erfenis van steeds meer aanvallen op de legitimiteit van Israël, kan worden gezien als een succes.

Mijn eigen reflecties op het jubileum van Oslo worden gekleurd door de minder belangrijke rol die ik speelde in een van de centrale uitdagingen van de Rabinregering na het uitrollen van het akkoord. Namelijk, het overtuigen van degenen wiens levens het meest op het spel stonden – de Israëli’s, en zij die voelen dat hun leven met Israël verbonden is – over het feit dat het Oslo-vredesproces een risico was dat toch de moeite waard was. Vijfentwintig jaar later kunnen we zien dat de inspanningen om deze uitdaging aan te gaan, de banden tussen Israël en het diaspora-Jodendom hebben aangetast.

In het najaar van 1993 was ik werkzaam bij de Federatie CJA, de overkoepelende organisatie van de Joodse gemeenschap in Montreal, die op het punt stond haar jaarlijkse conventie te organiseren van Joodse gemeenschappen uit heel Noord-Amerika. Ook wel bekend als de Algemene Vergadering of GA. Een paar dagen voordat de feestelijkheden begonnen, ontving ik een telefoontje van een vriend en voormalig collega van het Israëlische consulaat, waar ik vier jaar eerder had gewerkt.
Het Israëlische consulaat was ook druk bezig om zich voor te bereiden op een bezoek van de premier van Israël, wiens keynote-toespraak werd gezien als een traditioneel hoogtepunt van onze Algemene Vergadering; een toespraak van ‘de staat van de Unie’ van de band tussen Israël en het wereld-Jodendom. Het bleek, zo vertelde mijn vriend, dat premier Rabin misschien iemand nodig had om zijn speech in het Engels te vertalen. Zou ik bereid zijn om indien nodig dit werk te doen?

In werkelijkheid was ik niet happig op afleiding van GA-activiteiten, maar omdat ik vermoedde dat het zeer onwaarschijnlijk was dat de premier geen eigen vertaler zou hebben, stemde ik ermee in, om het daarna onmiddellijk weer te vergeten. Echter, op de middag waarop Rabin’s aankwam, kwam de oproep om zijn toespraak te vertalen van het Hebreeuws naar het Engels.

De toespraak van Rabin
Ik moest naar het Queen Elizabeth Hotel in Montreal, waar een hele verdieping in afwachting was van de premier en zijn gevolg. Daar vond ik mijn vroegere collega’s van het consulaat, en diplomaten van de ambassade, in een hotelkamer die was omgebouwd tot een tijdelijk kantoor. Een verwarde man kwam onze kamer binnen. Hij overlegde met mijn vorige baas, de Consul-Generaal, die naar mij wees. Mijn vriend naast me fluisterde eerbiedig: “Dat is Eitan Haber, Rabin’s stafchef.” Haber begroette me en vroeg om hem door de gang te volgen, waar een bewaker ons in een grote hotelkamer binnenliet.

Haber ging meteen aan een bureau zitten, dat uit de muur stak, en gebaarde naar me dat ik tegenover hem moest gaan zitten. Uit zijn koffer pakte hij twee schrijfblokken. Hij gaf me een pen, nam het tweede blocnote, pauzeerde even en begon te schrijven. Toen hij onderaan de pagina kwam, scheurde hij het af, gaf het aan mij door en begon ik  te vertalen. Nadat een paar pagina’s met handgeschreven vertalingen waren voltooid, kwam een ​​van de diplomaten van het consulaat het ophalen om het de kantoortuin te brengen waar het moest worden getypt.

Zo vorderde de nacht. Terwijl wij werkten aan de toespraak, lagen Itamar Rabinovitch, Israëls ambassadeur in Washington DC, Yitzhak Shelef (de ambassadeur in Ottawa) en anderen languit op de bedden van hun hotelkamers. Toen we klaar waren met het ontwerp besprak Haber de tekst met de hoogwaardigheidsbekleders. Hij herzag de tekst twee keer in de avond en opnieuw in de ochtend, en bracht het vervolgens naar de suite van Rabin om te bespreken.

Vanaf Habers eerste alinea’s besefte ik wat het hoofddoel van deze toespraak was. Het was november 1993, slechts twee maanden na beroemde handdruk van 13 september op het gazon van het Witte Huis die de Oslo-overeenkomst initieerde. De akkoorden waren toen ondertekend door Yitzhak Rabin, minister van Buitenlandse Zaken Shimon Peres, en PLO-leider Yasser Arafat. Rabin zag deze toespraak voor Joodse gemeenschapsvertegenwoordigers die tijdens de GA bij elkaar waren gekomen als zijn eerste kans om een ​​beroep te doen op Joden over de hele wereld, die televisie hadden gekeken toen hij de overeenkomst tekende met een organisatie die bekend stond om de introductie van georganiseerde terreur op het wereldtoneel.

JTA-verslag
Rabin begreep de ernstige ambivalentie bij de Joodse gemeenschap. Via Haber toonde de toespraak empathie voor hoe deze toehoorders er in zaten. ‘Dames en heren, ik weet dat jullie allemaal, of de meesten van jullie, die ceremonie in het Witte Huis volgden met gemengde gevoelens, velen van jullie knarsetandend’, zo begon de speech. Een dag na zijn toespraak publiceerde het Joodse nieuwsagentschap JTA het volgende:

‘De Israëlische premier Yitzhak Rabin ging regelrecht naar de onderbuik toen hij gisteravond het Noord-Amerikaanse Jodendom toesprak. Terwijl hij vóór vierduizend mensen sprak op de Algemene Vergadering van de Raad van Joodse Federaties, benadrukte Rabin zijn intieme kennis van de “littekens van oorlog”, zelfs wanneer hij Israël naar “vrede met de meest verbitterde en weerzinwekkende vijanden” leidt.’

De openingsalinea van Rabin’s toespraak refereerde aan een van de vele gruwelijke aanslagen van de PLO. Hij vertelde dat hij Smadar Haran had benaderd (wiens echtgenoot door PLO-terroristen op het Nahariya-strand was neergeschoten nadat ze het hoofd van hun baby-dochtertje op de rotsen hadden gesmeten, terwijl hun oudere dochter in Smadars armen dood was geslagen toen ze probeerde te voorkomen om te huilen terwijl ze op zolder verstopt zat) om hem te vergezellen naar Washington DC voor de ceremonie. Rabin zei ook: “Zolang ik leef, zal ik nooit de rijen vergeten van de lichamen vol kogels, lichamen die ooit mijn geliefde vrienden waren geweest, de dappere strijders van het bataljon bij Kibbutz Kiryat Anavim in 1948. Ik herinner me de auto’s in vlammen op de weg bij Bab-el-Wad, wiens bestuurders hun leven probeerden te maken om het beleg van Jeruzalem te breken.”

Uit JTA-bericht:

‘Door een slachtoffer van terreur aan te sporen om zijn handdruk met Arafat te ondersteunen, en door terug te denken aan de kameraden die vielen in de strijd om Jeruzalem in 1948, promootte Rabin het vredesakkoord eerder als een taaie generaal dan als een tedere idealist. En inderdaad, Rabin ontving veel meer applaus voor zijn toewijding aan veiligheid dan voor zijn streven naar vrede.’

Terwijl hij zijn publiek geruststelde over de onderhandelingen die verder deel moesten uitmaken van de Oslo-akkoorden, kreeg Rabin ook een daverend applaus door te zeggen: “Er zal geen verandering zijn, geen enkele verandering in een andere zaak, een zaak die het hart en ziel van het Joodse volk is: Jeruzalem. Bij welke onderhandeling dan ook zullen we standvastig zijn in onze stelling dat Jeruzalem onze eengemaakte en eeuwige hoofdstad is, en zal blijven. Vanuit ons perspectief is het Jeruzalem van goud, van koper en van licht, van ons.”

Holocaust-syndroom
Op een bepaald moment tijdens schrijven van de toespraak en tijdens het heen en weer vertalen, pauzeerde Haber en gaf hij me een deel van een interne memo om te vertalen en in de toespraak te verwerken. Deze was geschreven door een hooggeplaatste Joodse professional in Israël en verbaasde mij. Gegeven het feit dat de overgrote meerderheid van de Noord-Amerikaanse Joden grote moeite had met het besluit van Israël om de PLO te erkennen, schreef deze auteur hun verzet toe aan een post-Holocaust-syndroom. Dit syndroom maakte een stap naar vrede onverenigbaar was met het Joods bewustzijn dat gewend is aan vervolging. Het was deze mentale toestand waardoor de Noord-Amerikaanse Joden volgens het memo niet in staat waren om de doorbraak van Oslo te verwelkomen.

Haber merkte blijkbaar een verandering van mijn schrijftempo en vroeg wat er scheelde. Ik probeerde mijn irritatie te verbergen en antwoordde: “Weet je, je moet een besluit nemen. Zijn Joden in een eeuwige staat van misleiding die ze niet van zich willen afschudden? Of is er iets echt iets veranderd, iets dat voldoende is om Israël om te rechtvaardigen dat dit soort belangrijke veranderingen kunnen gebeuren? “Haber keek me recht in de ogen, nam de memo terug en gooide die in de prullenbak nadat hij die in tweeën had gescheurd. “Als zelfs een andere persoon in die zaal er hetzelfde over denkt,” zei hij, “is het niet de moeite waard om dit te vertellen.”

Terwijl het memo op de volgende avond niet in de toespraak van Rabin voor kwam, kan men achteraf gemakkelijk de rol zien die het speelde in de werkwijze van het Oslo-team. Haber en de anderen die Oslo ‘verkochten’ erkenden dat de Joodse oppositie, zowel buiten Israël als daarbuiten, voor deze abrupte Israëlische beleidsverandering, een ernstig obstakel was dat overwonnen moest worden: de gemeenschap ‘oplichten’ met voldoende cognitieve dissonantie, om hen er in tweede zin naar te laten gissen dat hun bezwaren en principes als een valabele tactiek beschouwd moesten worden.

In de komende maanden en jaren leek het inderdaad vaak dat weerstand tegen het Oslo-proces een grotere overtreding leek te zijn dan de Palestijnse schendingen van het Oslo-akkoord. Bezorgdheid over het bewijs van ondermijningen door Arafat en de nieuw gevormde Palestijnse Autoriteit (PA), werd afgedaan als ‘irrationaliteit’ en werd bestempeld als ‘een subversie van het overheidsbeleid’, of erger: ‘anti-vrede’. Wanneer hem voorbeelden werden gepresenteerd van het aanzetten tot haat en geweld door officiële PA-figuren, zou minister van Buitenlandse Zaken Shimon Peres zeggen: “Wat belangrijk voor mij is, is niet wat ze zeggen, maar wat ze doen.”

Rabin’s dupliek met de toename van terreuraanslagen na de Oslo-akkoorden was dat men terreur moest bestrijden alsof er geen onderhandelingen waren, en onderhandelde alsof er geen terreuraanvallen waren (als om Ben Gurion’s oproep tot veerkracht in de Yishuv op te roepen in de strijd tegen beide Hitler en het gehate Witboek van het Britse mandaat dat de Joodse immigratie beperkte). Er leek weinig ruimte te zijn voor inhoudelijke discussies als ze het proces van Oslo zouden beïnvloeden.

Terwijl supporters van ‘Oslo’ beloofden dat het streven van Israël naar vrede de internationale reputatie van het land zou verbeteren, bleek later dat het internationale imago van Israël drastisch achteruitging, zoals publiciste Evelyn Gordon later documenteerde:

‘Misschien omdat pro-Oslo-Israëli’s de eigen rechten van Israël zagen als te vanzelfsprekend om opnieuw te hoeven worden behandeld … Oslo markeerde het moment waarop Israël stopte met het verdedigen van zijn eigen claim op [het land] en en onderschreef de Palestijnse claim meer … De kijk op Israël als een dief heeft een ongekende hoogte bereikt … En niemand zou een dief bewonderen voor het teruggeven van enig, maar niet alles, van zijn gestolen bezit … Inderdaad … zelfs conditionering over een einde aan de Palestijnse terreur wordt moeilijker te rechtvaardigen.’

In het kort:

‘Het aanzien van Israël is zo sterk afgenomen vanwege Oslo … Israëls streven naar vrede heeft zijn vijanden ertoe aangezet om voor de halsader te gaan.’

Rabin: nieuwe afzetmarkt
Er was een tweede thema dat naar voren kwam in de GA-speech van Rabin. In een ironische draai voorzag Rabin dat, met de rust die nu nabij was, de tijd rijp was om een ​​nieuwe afzetmarkt voor de Joodse gemeentelijke energie:

“Terwijl Israël de overgang van oorlog naar vrede maakt, rijst er een vraag op over haar relatie met het Joodse volk in de diaspora. Voor velen vormde de mobilisatie van steun voor overleving het sleutelelement in de relatie. Er zijn mensen die zich afvragen of nu de bedreiging voor ons bestaan ​​aanzienlijk wordt verminderd, een vacuüm kan worden gecreëerd in de plaats van steun … We zouden ons nu moeten voorbereiden op de dag waarop nieuwe kwesties ons hart en verstand zullen bezighouden, omdat onze steun aan Israël en onze identificatie met Israël is gebaseerd op meer dan de externe bedreigingen voor Israël. We naderen die dag en moeten nadenken over een nieuwe agenda.”

Rabin effende zo de weg voor de onthulling van een project dat bekend zou worden als ‘Birthright’. Hij ging verder:

“Een ‘Israël-ervaring’ moet deel uitmaken van de opvoeding van elke jonge Jood, als een soort overgangsrite. We kunnen tienduizenden van onze jeugd naar Israël halen door de gezamenlijke inspanningen van Joodse gemeenschappen en Israël. Door Joodse jongeren naar Israël brengen, bereiken we twee essentiële doelstellingen: we versterken hun Joodse identiteit en banden met Israël, en helpen tegelijkertijd onze Israëlische jeugd het begrip van Am Israël te begrijpen.”

Als we terugkijken naar die vroege dagen van ‘Oslo’, is het zo treffend, zo hartverscheurend, dat de oppositie van Joodse aanhangers tegen het proces zo krachtig was, terwijl tegelijkertijd de wereldwijde steun voor Israël onwrikbaar was. Wie had ooit kunnen voorzien dat die steun niet langer een veilige gok zou zijn, maar dat Israël een punt van discussie zou worden in synagoge-groeperingen en Joodse gemeenschapsorganisaties, om nog maar te zwijgen van campussen waar studenten en faculteiten steeds vaker worden aangevallen voor steun aan Israël.

Door te werken aan het ondermijnen en verjagen van deze bijna monolithische, volledige bezorgdheid over Israëls veiligheid onder de Amerikaanse Joden opende Israël’s nieuwe buitenlandse politiek een valstrik, waardoor Joodse aanhangers van Israël hun eigen tegenstanders mobiliseerden. Hoe gruwelijk het ook is om over na te denken, je kunt nu duidelijk zien hoe dit heeft geleid tot de tweedracht tussen Israël en het Amerikaanse Jodendom.

Tussenkop
Met enig plezier zag ik Rabin de woorden uitspreken die ik had vertaald. Ik zag Eitan Haber de volgende ochtend weer, voordat de Israëlische delegatie vertrok. Hij toonde me de laatste versie van de speech, met Rabin’s last-minute bewerkingen erop in zijn eigen handschrift.

Hoewel Haber en ik in de loop der jaren contact hebben onderhouden, ook na de moord op Rabin, heb ik hem nooit de vragen gesteld die mij zo vaak hebben geplaagd: wat zou Rabin hebben gedaan? Als hij nog had geleefd, zou Rabin de vergulde bril van de ‘vredesindustrie’ hebben kunnen verwijderen en het land naar onderhandelingen hebben kunnen leiden op basis van realistische verwachtingen? Als hij dat zo zou hebben gedaan, zou het dan nog op tijd zijn geweest om de relaties tussen Israël en de Joodse diaspora te redden?

We kunnen alleen maar hopen dat recente pogingen in Jeruzalem om dit beleid te corrigeren, middels de krachtige herbevestiging van Israëls defensiebehoefte en van haar historische rechten, de schade kunnen beperken. Rabins toespraak weerspiegelde een voorbode van de politieke versnippering die we hebben gezien. Het is ook jaren geleden dat de Israëlische premier is afgereisd om de GA in Noord-Amerika aan te pakken.

Jennifer Roskies werkt bij het Jerusalem Center for Public Affairs (JCPA) in Jeruzalem als stafchef. Ze was senior adviseur van Dore Gold op het bureau van de directeur-generaal tijdens diens ambtstermijn bij het Israëlische ministerie van Buitenlandse Zaken. Daarvoor was ze betrokken bij wetenschappelijk onderzoek, ontwikkeling en communicatie.

Dit artikel werd in het Engels gepubliceerd op Jerusalemonline.com 

Categorie:

Home » Achtergrond » Analyse » ‘Oslo’ heeft relatie Israël-diaspora verstoord’