Vrijheid is niet vanzelfsprekend – column Bart Vink
Mijn moeder overleefde de oorlog, maar kon na de oorlog niet terug naar haar huis. Haar vader was vermoord in Auschwitz. Haar moeder had Theresienstadt niet overleefd. Mijn moeder was in 1945 een tiener die in een pleeggezin werd geplaatst. Haar broers en zus waren oud genoeg om op eigen benen te staan. Mijn moeder was daarvoor te jong. Ze werd daarom bij een tante in Den Haag geplaatst die de oorlog wel had overleefd. Een pleeggezin waar een tiener erbij vooral lastig bleek te zijn. Niet voor niets liep mijn moeder toen een paar keer weg. Een familiegeschiedenis als deze was voor Joodse overlevenden en hun kinderen niet ongewoon. En voor mij speelde dit een rol bij alle columns die ik de afgelopen jaren schreef. Nu ik daarmee stop en er een aantal teruglees, zie ik dat extra scherp.
Natuurlijk overleefde mijn moeder de oorlog op verschillende onderduikadressen en was het einde van de oorlog op zichzelf goed nieuws. Haar langste onderduikverblijf, bij een gezin in Goëngarijp, Friesland, had zij als prettig ervaren, maar vrij zijn was iets anders. Daar heette ze Jet en deed ze vooral zoveel mogelijk mee met de Friese familie. Ze mocht er niet opvallen. Bij huiszoekingen door Duitse soldaten, moest ze zich een paar keer verstoppen om niet opgepakt en afgevoerd te worden, terwijl ze de zoekende soldaten hoorde praten en schreeuwen. Puur en alleen om wie ze was: een Joods meisje, geboren in 1930 in Amsterdam-Zuid.
Deze ervaringen leidden ertoe dat mijn moeder nooit naar de afkomst van iemand vroeg, het zelfs vervelend vond als ik die noemde. Dat gold dus ook voor een Indisch of Chinees vriendje of vriendinnetje op school toen ik klein was. Alleen bij Duitsers ging het vaak wat anders. Ze deed haar best, maar de angst die ze als kind voor Duitsers had ervaren, is eigenlijk nooit weggegaan. Vrijheid is voor mijn moeder sowieso nooit vanzelfsprekend geweest. En dat heeft ze mijn broers en mij meegegeven. Dat je moet opstaan tegen onrecht, hoort daarbij. Zeker als het ging om achterstelling vanwege iemands afkomst, ongeacht welke dat was. Mijn moeder hielp mensen die het in haar ogen moeilijk hadden, als ze dat kon, al maakte haar voltijds werk in de zorg en het huishouden dat niet altijd makkelijk. Niet dat wij het als gezin breed hadden, maar dat maakte niet uit. Als je kunt helpen, doe je dat. Vrijheid betekende dat allemaal voor haar. En die houding heeft ze op haar kinderen overgedragen.
Op veel meer plekken in Nederland en zeker in Amsterdam-Zuid waar veel inwoners deze geschiedenis zullen herkennen, geldt wat ik over mijn moeder schreef voor meer mensen. Daarom verwees ik ernaar bij de hoorzitting vorige week in de stadsdeelcommissie van Amsterdam-Zuid. Vrijheid om te kunnen zijn wie je bent of wie je wilt zijn. En om mee te mogen en kunnen doen. Welkom zijn en je veilig voelen om mee te doen. Dat is overal en voor iedereen essentieel. Ongeacht afkomst, geloof, huidskleur, leeftijd, geslacht / gender, geaardheid, lichamelijke of geestelijke beperkingen, etcetera. Ook in het Amsterdamse stadsdeel Zuid. Misschien wel juist in dat stadsdeel waar niet alleen verwijzingen te vinden zijn naar het vooroorlogse Joodse leven, maar ook naar dat van vandaag.
Ik verwees niet voor niets naar mijn moeder en daarmee naar de vele andere inwoners die eenzelfde ervaring hadden, in de oorlog of daarna. Deze houding die ook uit mijn columns sprak, zal de komende tijd gaan terugkomen bij mijn inzet voor Zuid. Natuurlijk staan er ook veel ‘gewone onderwerpen’ op de agenda en moet er veel op orde komen in de stad en in het stadsdeel. Denk aan een uitnodigende en veilige inrichting van straten, het schoonmaken van straten en pleinen en het verduurzamen van gebouwen. Of aan het vergroten van groen op plekken waar het te ‘stenig’ is. Leefbare, veilige en aantrekkelijke straten en buurten.
Maar leefbaarheid begint bij een open houding richting alle bewoners, ondernemers en bezoekers. En bij het leggen van verbinding tussen mensen, het verbinden ook van verschillende buurten, het wegnemen van (fysieke en andere) barrières en het bijdragen aan een klimaat waarin iedereen zich vrij, veilig en welkom voelt. Ik stop dus voorlopig met het schrijven van deze columns, want ik wil me als net benoemde stadsdeelvoorzitter daarop de komende periode richten. Maar geen misverstand: wat eerder een grote rol speelde bij het schrijven van mijn columns, zal dat ook spelen bij mijn inzet in Amsterdam en voor het stadsdeel Zuid. Want als gezegd: vrijheid is niet vanzelfsprekend.
Lees ook:
Troostijs? – column Bart Vink
‘Daar stond de ijsbeker. Midden op de eettafel, begin 2020. Met mijn favoriete bananensmaak, chocolaatjes en stukjes walnoten: ‘chunky monkey’. Troost gaf dat heerlijke ijs mij in een droevige tijd toen mijn relatie eindigde en ik tijdelijk een kleine studio bewoonde. Het was het ijs dat ik ook mijn opgroeiende dochters van kleins af aan serveerde. Het ijs dat mij deed denken aan de ijsfabriek in het Amerikaanse Vermont die ik in 2002 met toenmalige vrouw en dochtertje bezocht. Dat ijs stond voor veel…’
Deze column is mede mogelijk gemaakt door Stichting Maror.
Waardeert u dit artikel?
Doneer hier dan een klein bedrag. Jonet.nl is een journalistiek platform dat zonder giften niet kan bestaan. Wij danken u bij voorbaat.
Wil je meer informatie of een hoger bedrag doneren? Ga naar jonet.nl/doneren