Mijn verleden met Fidel Castro – column David Barnouw

David Barnouw
Overhetwestland

‘Ik wilde het in deze column echt hebben over een Holocaust-conferentie in Californië die ik bezocht heb, de Amerikaanse verkiezingen waar ik middenin zat en een paar toepasselijke IDFA-documentaires, maar toen gooide Fidel Castro’s overlijden roet in het eten.
En nee, ik ga mij niet verontschuldigingen over mijn verleden, toen ik de Cubaanse revolutie een warm hart toedroeg, actief lid en zelfs voorzitter van Venceremos was, de Cuba-fanclub in Nederland.
En nee, ook mijn vrijwilligerswerk gedurende een aantal weken op Cuba in de internationale werkbrigade José Martí ga ik niet verloochenen.
Ik liep toen, begin jaren tachtig, wel een beetje achter, want de aandacht was verschoven naar een jongere revolutie, die van Nicaragua. Maar ik hield mij al jaren bezig met Latijns-Amerika, vooral nadat ik als achttienjarige scholier als jongmaatje had aangemonsterd had op de Geestland, een schip, dat bananen vanuit West-Indië naar Engeland vervoerde. Het was daar prachtig, warm, exotisch en vol rum, maar wat een armoede!
Tijdens mijn studie politicologie aan de UvA volgde ik werkgroepen bij het Latijns-Amerika Centrum CEDLA, waar mij de kneepjes van de ongelijke verhoudingen in Latijns Amerika werden bijgebracht.
Het was niet zo moeilijk om het revolutionaire Cuba te steunen. Om het ruw te zeggen; daar waren de basisbehoeften voor iedereen aanwezig; werk, gezondheidszorg en sociale structuur, maar zonder luxe. In bijna alle Latijns-Amerikaanse landen was meer dan genoeg luxe, maar het grootste gedeelte van de bevolking was verstoken van die basisbehoeften. De democratische beginselen werden in bijna alle landen met voeten getreden; in Cuba was de Communistische Partij oppermachtig en in de andere landen bestond een soort democratie, waar de ene elite de andere elite opvolgde.
En de mensenrechten op Cuba dan, werd, en wordt voortdurend geroepen. Die zagen er natuurlijk perfect uit in Chili, Argentinië of Brazilië, om een paar landen te noemen.
Dat zo’n nietig eiland onder de kust van Florida het op ging nemen tegen het machtigste land ter wereld, de VS, is de ironie van de Koude Oorlog. Zo is het ook ironisch, dat toen Fidel Castro buitenlandse bedrijven ging nationaliseren, hij uitging van de bedragen die zij altijd aan de belastingdienst hadden opgegeven. De compensaties bleken nu veel te weinig, was het geweeklaag.
Je kunt je met huid en haar overgeven aan de propaganda van een bepaald land, in dit geval Cuba, maar je kunt ook proberen achter principes te staan en je gezonde verstand gebruiken. De alleenheerschappij van één partij leidt niet tot democratie, maar tot dictatuur, in welke vorm dan ook. Het moge duidelijk zijn dat de Communistische Partij, én de gebroeders Castro, veel te lang aan de macht hebben gehangen onder het mom dat zij wisten wat goed was voor de bevolking. Een steeds groter wordende groep heeft de prerevolutionaire tijd niet meegemaakt en maalt niet om revolutie of wat dan ook. Die groep duidelijk maken dat basisbehoeften niet uit de lucht zijn komen gevallen en dat dat bijzonder is voor een Derde Wereldland, zal een stevige klus worden en waarbij democratische beginselen hard nodig zijn.
En hoe zit het nu eigenlijk met Castro en de Joden, vraagt de lezer zich nu af (en de redactie van Jonet). Van een revolutionair als Fidel kun je bedenken dat hij Yasser Arafat hoog zag zitten (maar die mocht in 1998 ook het Anne Frank Huis bezoeken). Uit het achtergronddossier op deze site blijkt een haat-liefde verhouding tussen Castro en de Joden, maar de hamvraag blijft natuurlijk of je bij Fidel zou kunnen onderduiken in tijden van oorlog. Ik denk van wel.’

Categorie:

Home » Columns en opinie » Mijn verleden met Fidel Castro – column David Barnouw