Aan Max van Weezel. Van je dochter

Natascha van Weezel
Uitgeverij Balans

‘Lieve papa,

Ik schrik er eerlijk gezegd nogal van om te horen dat afgelopen zomer zó zwaar voor je was. Natuurlijk herinner ik me nog goed dat de ene na de andere verschrikkelijke gebeurtenis plaatsvond. Op de dag dat de MH17 werd neergeschoten was ik net aan mijn tijdelijke baan bij een grote krant begonnen. Ik had het programma waar nieuwsberichten op binnenkomen nog niet eens onder de knie, toen ik een alarmmelding kreeg over een ‘neergestort vliegtuig boven Rusland’. De rest van juli en augustus beleefde ik als één grote ANP-boodschap. In compacte zinnen las ik over de opkomst van IS en vooral over Operatie Beschermende Rand. Op het moment dat de mededeling over de anti-Joodse demonstratie in de Schilderswijk mijn beeldscherm op popte, deed ik mijn best om niet in huilen uit te barsten. Janken kon natuurlijk niet, want net als mijn collega’s werd ik geacht hier door een professionele bril naar te kijken.

Ik weet dat jij ook erg somber was in die rotperiode, al stond ik er geen moment bij stil dat je zo bang was dat je je koffers wilde pakken. Voel je nog steeds de drang om naar Australië of Californië te vluchten?

Zelf ben ik nooit écht bang geweest. Ik ervoer zeker een dreiging en werd een paar keer uitgescholden op straat vanwege mijn Magen David. Dat maakte me eigenlijk vooral boos. Ik vond het dom en onverstandig dat sommigen hun emoties over de Gaza-Oorlog op een willekeurige Jood projecteerden, maar had niet het idee dat iemand me fysiek wilde belagen. Waar ik veel meer moeite mee had was de stroom van haat die zich op sociale media aandiende. Mijn Twitter en Facebook explodeerden door hartenkreten, manifesten, uitnodigingen voor demonstraties, foto’s, filmpjes en scheldpartijen: je moest óf voor Israël zijn óf voor de Palestijnen.

Ik ben blij dat ik mama en jou heb kunnen troosten, al geloof ik niet dat ik het bewust heb gedaan. Ik kón gewoon niet anders dan me, op mijn manier, in het debat te mengen. Je weet dat ik erg verdrietig was toen ik na het programma van Cees Grimbergen werd uitgescholden door een pro-Palestijnse, omdat ik mezelf tijdens de uitzending kritisch-zionistisch had genoemd. Wat me nog veel meer raakte was dat mijn Facebook-tijdlijn tegelijkertijd werd overspoeld met berichten van boze Joden, die mij verweten dat ik een landverrader was. In dezelfde uitzending had ik namelijk ook gezegd dat ik het afkeurde dat er onschuldige Palestijnen omkwamen door bombardementen van Israël. Natuurlijk wist ik dat een groot deel van de Joodse gemeenschap me al langer als een gekke linkse kunstenaar zag, maar nu kreeg ik het idee dat ik niets goed kon doen en dat iedereen me haatte.

Ook na de zomer heb ik de lijn van nuance doorgezet en ik vind het fijn dat je daar trots op bent, pap. De laatste tijd begint het me alleen steeds meer op te breken.

Het is prettig om me met ‘de dialoog’ bezig te houden en het boeit me totaal niet dat sommigen me daarom naïef noemen. Maar soms lijkt het alsof de muren waar ik tegenaan loop steeds massiever worden. Op 4 mei hield ik een toespraak op het Sierplein in Amsterdam-Slotervaart, de plek waar Marokkaanse jongetjes in 2003 met herdenkingskransen hadden gevoetbald. Ik was de eerste Jood die er sindsdien sprak en vond het nodig om dit incident aan te halen. Volgens mij deed ik dit niet op een verwijtende manier. Ik drong slechts aan op samenwerking tussen verschillende minderheden in onze hoofdstad, zodat dit in de toekomst niet meer zou kunnen gebeuren. Ik kreeg veel positieve reacties, maar de volgende dag zag ik op een forum dat een jongerenwerker uit de wijk er schande van sprak dat ik aan het voetballen met kransen had gerefereerd. ‘Ze spreekt de kinderen van nu aan op iets waar zij niets mee te maken hebben en stigmatiseert onze hele gemeenschap’. Een moeder sloot zich daarbij aan: ‘Mijn zoon van acht vroeg meteen of het waar was. Wat moest ik zeggen? Ik wil helemaal niet dat hij hiervan afweet’. Nadat ik het aan een Joodse kennis had laten lezen was zijn enige reactie: ‘Zie je wel, zo gaat dat bij die mensen. Jij probeert ze tegemoet te treden en het enige wat ze teruggeven in antisemitisme.’

Na de televisie-uitzending van vorige zomer zei jij: ‘Als iedereen kritiek op je heeft, doe je het precies goed.’ Misschien heb je een punt, maar soms vraag ik me af waarom ik me altijd verantwoordelijk voel om bruggen te bouwen als ik er zelf alleen gekwetst door raak. Dóe ik het wel goed? En levert het uiteindelijk wat op? Waar leidt dat idealisme eigenlijk toe als mensen toch niet luisteren?

Liefs,

Natascha’

Categorie:

Home » Columns en opinie » Archief Oud-columnisten » Aan Max van Weezel. Van je dochter