‘De coming out van Max van Weezel’

FB

Gerenommeerd politiek correspondent en Jonet-columnist Max van Weezel houdt er een voorliefde op na die hij lang verborgen hield: het Eurovisie Songfestival, sinds 1958. Tot hij het niet langer hield en naar Wenen afreisde.

‘Misschien moet ik eerst uitleggen hoe het komt dat ik samen met mijn dochter Natascha bij het Eurovisie Songfestival in Wenen verzeild raakte. Mijn collega’s bij Vrij Nederland en aan het Binnenhof reageerden nogal verbijsterd op het voornemen om naar de oude Donaustad af te reizen. Was het een grap? Hield ik echt van die kitsch? Was het niet een beetje naïef om te geloven dat je met liedjes als Heroes, A million voices en Hé um mar que nos separa een brug kon slaan tussen de kibbelende Noord-, Oost- en Zuid-Europeanen? Ging ik achter de schermen misschien onderzoek doen naar vals spel, vriendjespolitiek en geheimzinnige geldstromen? Alleen een homoseksuele collega bij Radio 1 voegde me de hartelijke woorden toe: ‘Welkom bij de club.’ Maar daartoe bleef de bijval beperkt.

Muzikale coming out
Hoog tijd dus voor mijn muzikale coming-out: ja, ik houd van het Eurovisie Songfestival. Mijn ouders waren in 1958 de eersten in de straat die een tv hadden aangeschaft. De hele buurt kwam bij ons kijken. Het Songfestival leek op een groot straatfeest, zeker die keer dat Teddy Scholten won met Een beetje. Mijn moeder, Carry, hield nauwgezet de punten bij. Een familietraditie die lang stand heeft gehouden. Mijn moeder overleed in 2009, maar elk jaar gaan bij ons thuis nog steeds de puntenlijstjes rond. Natascha is inmiddels de beste in het voorspellen van de uitslag maar ook mijn vrouw Anet doet trouw mee. Wij Van Weezels mogen ons met recht Songfestivalaanhangers van het eerste uur noemen.

Toen ik jong was, wilde ik eigenlijk popmusicus of deejay worden. Op school verspreidde ik mijn eigen krantje vol songteksten. In het weekend werd ik opgeslokt door de Veronica Top 40, de Radio London Fab 40 en de Caroline Countdown of Sounds. Pas in mijn studententijd in Amsterdam veranderde mijn belangstelling. De revolutie woedde. In mijn leven maakte de pick-up plaats voor de megafoon en het stencilapparaat. Van een studentenactivist werd niet verwacht dat hij van burgerlijke muziek hield, laat staan van commerciële. Working class hero van Lennon kon nog net, maar de voorkeur ging uit naar het Einheitsfrontlied van Brecht en Eisler. Mijn liefde voor het Songfestival hield ik zorgvuldig verborgen. Het werd een ondergrondse activiteit. Totdat de Duitse zangeres Nicole het festival met haar liedje Ein bisschen Frieden ook in linkse kring tijdelijk salonfähig maakte. Dat was in 1982.

Bezwaar
Na de val van de Berlijnse Muur kwam er een nieuw bezwaar tegen het evenement. Mooi, zo’n festival waar de volkeren uit Oost en West elkaar langs muzikale weg de hand reikten! Maar wat waren de liedjes uit Rusland, Letland en Armenië lelijk! En wat gingen die zangeresjes sletterig gekleed! Desondanks juichten we in onze huiskamer, tot de nok toe gevuld met boeken als Wereldrevolutie, Liefde en kapitaal en het Boliviaans dagboek van Che Guevara, voor de zege van hoogstandjes als Love shine a light (Engeland, 1997), Viva la Diva (Israël, 1998) en Rise like a phoenix van de Oostenrijkse travestiet Conchita Wurst (2014).

Dit jaar zijn Natascha en ik tijdig begonnen. Tot diep in de nacht worstelden we ons door de meer dan veertig videoclips heen. We waren het al snel eens: de Australiërs en de Oostenrijkers gooiden de hoogste ogen. De Aussies, die bij wijze van hoge uitzondering dit jaar meededen, kozen voor het vrolijke Tonight van Guy Sebastian. Het gastland had in de rockgroep The Makemakes een waardige opvolger van de vrouw met de baard gevonden. Over de andere deelnemers liepen onze meningen uiteen. De Zweedse zanger Måns Zelmerlöw, favoriet bij de bookmakers, had te goed geluisterd naar zijn landgenoot Avicii, luidde ons strenge oordeel. Uitgerekend de Russen zonden een vredeslied in over mensen die verschillend zijn maar over hetzelfde dromen. Beetje wrang zo vlak na de MH 17. En Trijntje? Tja. Alle sympathie voor de dochter van de uitgetreden jezuïetenpater Huub Oosterhuis. Maar moest dat nou echt, dat woei-woei-woei-woei?

Op dinsdag 19 mei is het een drukte van belang op het grasveld van de Weense Stadthalle. Daar vindt vanavond de eerste halve finale plaats. We zien veel mannen die de vlag van hun vaderland om zich heen hebben gedrapeerd: het blauw-geel-rood van Roemenië, de stralende zon op rode achtergrond van Macedonië, de zwarte adelaar van de Albanezen. Ze zijn aan het zingen, omhelzen elkaar en drinken Red Bull. Eentje draagt een T-shirt met het opschrift: ‘Mijn twaalf punten gaan naar Moldavië.’ Het is een veeg teken.

‘Party time’
Binnen in de gigantische hal met flikkerende rode, paarse en roze lichtjes roept de presentatrice luid: ‘It’s party time!’ Oude songfestivalhits als Waterloo en Euphoria worden ten gehore gebracht om het publiek op te warmen, op de rij voor ons zwaait een meisje opzichtig met de Hongaarse vlag. Het Te Deum van Charpentier, hymne van de Eurovisielanden, klinkt. Daarna stelt ‘regerend festivalkoningin’ Conchita Wurst in een maagdelijk witte bruidsjurk de kandidaten voor. Oosterhuis, die als vierde op moet, doet wat regisseur Hans Pannecoucke, de man die vorig jaar Ilse de Lange en Waylon met veel succes coachte, haar voorhield: kijk strak in de camera, laat je emoties zien, straal kracht uit. Ze oogst applaus van de zaal. Naarmate de avond vordert, beginnen we te geloven dat ze tot de finale moet kunnen doordringen. Want wat een bagger hebben de meeste Oost- en Zuid-Europese landen ook dit jaar weer over ons uitgestort: dreunende disco van als politieman uitgedoste Moldaviërs, drakerige duetten uit Armenië en Estland, het gothic-geweld van Nina Sublatti uit Georgië. De voorkeur van de zaal gaat overduidelijk uit naar de gezette Bojana Stamenov uit Servië, die met haar stamper Beauty never lies het recht om anders te zijn benadrukt. Best bijzonder voor de omgeving van Belgrado. Onze eigen voorkeur blijft uitgaan naar Trijntje, de Belg Loïc Nottet en het gevoelige folkzangeresje Boggie uit Boedapest.

Klokslag elf uur komt er een eind aan de Nederlandse illusie. Tien van de zestien acts mogen van vakjury en televoters door naar de finale. Achter elkaar worden hun namen bekend gemaakt: Albanië, Armenië, Rusland, Roemenië, Hongarije, Griekenland, Estland, Georgië, Servië en België. Trijntje Oosterhuis zit er niet bij. We zijn pas één dag in Wenen en wat doen we hier eigenlijk nog?

Cultuur
Gelukkig valt er in de voormalige hoofdstad van het Habsburgse rijk op cultureel gebied veel te beleven. Geen bezoek aan Mutter Courage in het Burgtheater of Nabucco in de Staatsoper dit keer, maar een ronde langs het Euro Fan Café, het Eurovisiedorp op het stadhuisplein, de euroschlageravond in de Ottakringer Brauerei en disco Pratersauna, waar Conchita Wurst eerder deze maand optrad in het kader van de strijd tegen hiv.

Building bridges is het thema dat de Oostenrijkers hun editie van het Songfestival hebben meegegeven. Het gaat om de vriendschap tussen de volkeren, tussen homo’s en hetero’s. In het Eurovisiedorp ontwaren we blaaskapellen in lederhose, verkopers van Bratwurst en mannen/vrouwen die als Conchita verkleed zijn. Er staan stalletjes van verkeersbureaus uit Litouwen, Kroatië en Slovenië. Als we bij de Slovenen informeren naar de kansen van hun zangeres Maraaya, krijgen we meteen een tirade tegen de Serviërs over ons heen. De Litouwers vertrouwen de Russische vredesapostel Polina Gagarina weer niet. Bruggen bouwen is duidelijk nog niet aan alle deelnemende landen besteed.

Eén keer wagen we de overstap naar de hoge cultuur. Maar ook in het Leopold Museum, waar normaal Klimt en Schiele te bewonderen zijn, blijkt nu een expositie te zijn ingericht van kunstenaar Tex Rubinowitz ‘die al decennialang vol enthousiasme het Songfes-tival volgt’. Hij is vooral begaan met het lot van de verliezers en heeft daarom bijgehouden wie in al die jaren nul punten kreeg van de jury: Daniel Ågust Haraldsson uit IJsland (1989), Kojo uit Finland (1982), Anita Traversi uit Zwitserland (1964) en De Spelbrekers uit Nederland (1962). Zijn motto: ‘Zonder verliezers geen winnaars.’

Duurzaam
Bij de winnaars hoort in elk geval de stad Wenen, die het festival handig gebruikte om zijn verouderde imago van hoofdstad van de opera en operette van zich af te schudden. Overal hangen posters over het groene, duurzame Wenen. Op straat spelen alternatieve bandjes liedjes met teksten als ‘ik rook wiet’ en ‘Fuck the Nazi’s’. Om het homovriendelijke karakter van de Oostenrijkers te onderstrepen zijn bij de zebrapaden de stoplichten vernieuwd: twee mannen die hand in hand lopen met een hartje ertussen geven aan dat je mag oversteken. Twee elkaar omhelzende vrouwtjes dat je moet wachten.

Zaterdagavond 23 mei, we zijn terug in de Stadthalle voor de finale. De Zweed Måns Zelmerlöw wint na een zenuwslopende race tegen de Russen. De zaal mengt zich volop in de strijd. Elke keer dat een jury het Russische liedje met punten beloont, beginnen de Roemenen en Polen naast me oorverdovend te joelen. ‘Zweden, Zweden, Zweden!’, schreeuwt de hele Stadthalle. De Oostenrijkse presentatrice probeert de gemoederen tot bedaren te brengen: ‘We zijn hier om bruggen te bouwen. Het gaat om muziek, niet om politiek.’ Tevergeefs. Het boegeroep wordt steeds luider. Zodra de zege van Zweden definitief is, verlaten de Russen in colonne de zaal. Onze favorieten hebben het niet gered. Guy Sebastian uit Australië is vijfde geworden, de Oostenrijkers zijn blijven steken op nul punten.

Leukste muziekfeest ter wereld
Met miljoenen tegelijk naar hetzelfde programma kijken, van IJsland tot Azerbeidzjan in de huiskamer discussiëren over dezelfde liedjes, dat spreekt me aan in het Songfestival. Zo’n week in Wenen versterkt die fascinatie nog. Je bent voortdurend in gesprek met andere fans van over de hele wereld: Britten, Israeliërs, Slovenen, Hongaren. Over hun muziek, cultuur, politiek, de vrijheid van meningsuiting in hun landen. Jammer dat die ene keer dat Natascha en ik erbij konden zijn het leukste muziekfeest ter wereld ten slotte ten onder ging in de nieuwe Koude Oorlog. Maar natuurlijk blijven we hopen op een herkansing. Stockholm 2016: we komen eraan!’

Max van Weezel schreef dit stuk voor De Volkskrant. Hij is freelance journalist voor onder meer Vrij Nederland en columnist voor Jonet.nl, waarvoor hij maandelijks brieven schrijft naar zijn dochter Natascha van Weezel.

Categorie:

Home » Columns en opinie » Gastcolumns en blogs » ‘De coming out van Max van Weezel’