De menselijkheid centraal – column Judith Zilversmit

Judith Zilversmit (M. De Groot)
Judith Zilversmit (M. De Groot)

Met nieuwsgierigheid liep columniste Judith Zilversmit tijdens de perspresentatie door het Nationaal Holocaust Museum, waar de menselijkheid centraal staat. ‘Je wordt als bezoeker geconfronteerd met de alledaagsheid van de moorden, en ook met de onverschilligheid waar alles mee gepaard ging’, schrijft ze. ‘Na mijn bezoek heb ik het oorlogsdagboek van mijn vader er weer bij gepakt’.

Voor me staat een markante vrouw, zo rond de tachtig, ginger-kleurig haar, naast een even zo oranje babyjurkje van parachutestof met pofmouwtjes. “Was dat jurkje van u?” vraag ik.

“Ja,” zegt ze, nog een beetje overrompeld van alles wat hier te zien is. “In Neerkant was de bevrijding een paar maanden eerder. Toen is dat jurkje voor mij gemaakt. Toen mijn ouders mij veel later vonden, hebben mijn pleegouders het meegegeven.” De vrouw, die zich hierna voorstelt als Elianne Muller, vertelt verder: “De hereniging met mijn ouders heb ik me nooit kunnen herinneren.”

De perspresentatie van het Nationaal Holocaust Museum, afgelopen dinsdag, was net afgerond. Overlevenden van de Sjoa zijn aanwezig en lopen door het gebouw. Het is bomvol. In tegenstelling tot wat gebruikelijk is – na perspreviews waaiert iedereen normaal wat uit – staat nu in elke hoek iemand met een camera of microfoon.

Het indrukwekkende verhaal van hoofdconservator Annemiek Gringold galmt nog na als ik voorzichtig door het museum loop. Stap voor stap word ik heen en weer geslingerd tussen ik wil hier NU weg en ik wil ALLES zien.

Gringold heeft uitgelegd hoe het museum is opgebouwd, hoe er is gekozen voor licht – Joden werden immers ook op klaarlichte dag gedeporteerd – en dat niets verhuld moet worden. Aan de hand van zo’n 2.500 voorwerpen wordt deze geschiedenis verteld. De objecten zijn verbonden aan mensen die zijn vermoord, aan een gebeurtenis of aan overlevenden. Dat kan een poppetje zijn, een klarinet, een armband of een knoop. Voorwerpen die zo alledaags zijn, dat het verhaal, de mens erachter, heel dichtbij komt.

Het verhaal van de tien willekeurige knopen vind ik een treffend (en tegelijk afschuwelijk) voorbeeld. Bij aankomst in Sobibor moesten Joden zich onder de druk van veel geweld uitkleden om vervolgens naakt naar de gaskamer gedirigeerd te worden. Gringold besloot om tien anonieme knopen van verschillende mensen uit te kiezen, ieder met een eigen leven, en vermoord omdat ze Joods waren. Uit meer dan tienduizend archeologische objecten komt volgens de hoofdconservator ‘geen ander object dichter bij de mens dan de knoop die achterbleef in de aarde van Sobibor. De knoop die staat voor het leven van die mens, een mens die wij in dit museum waardig willen tonen. We hermenselijken hen’.

Ik ken als kind van een Holocaust-overlevende de beelden van de Sjoa al te goed. De schokkende beelden heb ik vaak genoeg gezien, en toch beleef ik de vertelling in het nieuwe museum heel anders: je wordt als bezoeker geconfronteerd met de alledaagsheid van de moorden, en ook met de onverschilligheid waar alles mee gepaard ging.

Ondertussen blijf ik heen en weer gaan in mijn emoties; ik ben ook ‘blij’ dat het museum er nu is. Blij dat overlevenden de opening nog mee kunnen maken. Of zoals Rosetta Musaph-Andriesse (geboren in 1927), ook aanwezig, het verwoordt: “Dat de namen die er niet meer zijn, er toch weer zijn.”

Terwijl ik langs een schilderij van kunstenaar Max van Dam loop (in 1938 winnaar van de Prix de Rome; in Sobibor schilderde hij SS’ers) en even blijf hangen bij het zinnetje Max’ schildertalent verlengde zijn leven, maar redde het niet; word ik overvallen door de wijze waarop alles in elkaar valt: de historische plek van het gebouw, de keuze voor transparantie, hoe op indringende wijze op muren van boven naar beneden alle nazi-maatregelen en bevelen staan afgedrukt. En hoe sluipend de weg naar de massamoord zich heeft voltrokken.

De dagen erna laat het me niet meer los. Hoe is het met Elianne, de vrouw van het oranje jurkje? Hoe zou mijn vader het gevonden hebben? Ik pak zijn oorlogsverhaal er weer bij – ik vroeg hem ooit alles voor me op te schrijven. ‘Na 10 mei 1940 de Duitse inval in Nederland, veranderde veel in ons leven, de anti-Joodse maatregelen werden steeds mondjesmaat uitgevoerd. Het begon met inleveren van de fietsen, registratie, geen toegang tot openbare ruimtes … in april 1942 werd de Jodenster ingevoerd die je op straffe van onmiddellijke deportatie moest dragen. Zo werden Joden op een geniepige manier steeds meer afgezonderd van de Nederlandse samenleving’. 

Over zijn moeder, mijn oma: ‘Ik denk dat wij mede dankzij haar sterke persoonlijkheid de oorlog hebben overleefd, zij stond erop om onder te duiken. Over de oorlog en het verlies van veel van haar dierbaren sprak zei nooit, een veel voorkomend verschijnsel bij overlevenden van de Sjoa.’

Regelmatig komt dezer dagen de vraag op waarom het zo lang heeft geduurd voordat het museum er kon komen. Mede doordat de Joden vooruit wilden kijken, mede omdat de Nederlandse staat niet veel van haar rol wilde weten. Uiteindelijk denk ik dat het misschien ‘een voordeel’ is geweest dat het zo lang heeft geduurd. Het is nu op een manier belicht wat voorheen misschien niet had gekund. Transparant, niets verhullend, vanuit een blik van nu. Onvergetelijk, wat het ook moet zijn. Een waarschuwing om waakzaam en alert te blijven.

Tijdens de opening van zondag, stond de menselijkheid centraal. Voor mij het meest ontroerend: op de muziek van Nederlands componist en Holocaust-slachtoffer Dick Kattenburg voerde Marnix Lenselink een ‘tap dance’ uit in de Hollandsche Schouwburg, waar vroeger de theaterzaal was. Het heeft iets geks, zo van: dat doet je niet, maar het zegt eigenlijk vooral: daar was leven! Daar was muziek! Vergeet dat niet!

Ik neem nog even contact op met Elianne Muller en vraag wat ze van het museum vond: “De intieme setting sprak me aan; ik had niet de neiging om hard weg te rennen, zoals ooit in Jeruzalem. Geweldig, dat het er na al die jaren is in Amsterdam en zeker goed voor de nieuwe generatie.”

Logo Maror.

Deze column is mede mogelijk gemaakt door Stichting Maror.

Categorie: |

Home » Columns en opinie » De menselijkheid centraal – column Judith Zilversmit