Edo Spier was een ‘renaissance man’ – in memoriam
Edo Spier was een architect, publicist en D66’er van het eerste uur. Hij overleed op dinsdag op 96-jarige leeftijd. Spier groeide op in de vooroorlogse Rivierenbuurt en overleefde de oorlog door op 48 plekken onder te duiken. Na 1945 diende hij onder meer in het Britse leger in het Verre Oosten en was hij publicist voor Het Parool. Later werd hij architect en ontwierp hij onder meer het interieur van Amsterdamse sjoels. Spier trouwde met ‘schoonheidskoningin’ Corine Rottschäfer en was een van de eerste leden van D66. Mettertijd groeide hij uit tot vertrouweling van Hans van Mierlo en tot op hoge leeftijd was hij voor de partij actief, onder meer als senator.
De stoomtijd
“Ik kom uit de stoomtijd, want ik ben geboren in 1926,” vertelde hij in het boek Lastig en Levendig, 50 jaar D66 Amsterdam. “Als kind woonde ik in de Wolkenkrabber, ook wel het Twaalf Verdiepingenhuis genaamd, aan wat nu het Victorieplein in de Rivierenbuurt is. We speelden spelletjes op straat en in de brandgangen van de gebouwen.” Spiers jonge jeugdjaren waren geordend. Net als alle anderen was zijn dagelijkse leven verankerd in de zuilenmaatschappij, waarbij de samenleving verdeeld was in stromingen. “Mijn leven was geordend totdat er in de loop van de jaren dertig Rijksduitsers kwamen wonen in de Deltastraat. Ik was een jaar of tien en vroeg mijn vader toen: wat is het verschil tussen Duitsers en Rijksduitsers? Dat wist niemand en hij ook niet.”
Hitlerjugend
In 1938 liepen er ineens twee jongetjes door de buurt in andere kledij, aldus Spier. “Ze hadden bruine hemdjes aan en droegen zwarte broekjes, met bajonetjes, een koppelriem en een band om. Zij waren lid van de Hitlerjugend, waar wij tot op die dag nog nooit van hadden gehoord. Die jongens hadden een feilloos oog voor wat Joden en niet-Joden waren. Bij ons in de buurt waren er drie Joodse jongens: Max Lissauer, Herman Levie en ik. We wisten wel dat we Joods waren, maar werden daar toentertijd nog door niemand op aangekeken. Ja, toen niemand het woord pogrom nog kende, hadden wij dit al in Amsterdam-Zuid. Die Duitse jongens hitsten de andere kinderen op om Joden te pesten. Met verscheurde kleren kwam ik thuis omdat ze mij moesten hebben. Mijn moeder zei nog: Je zal het er zelf wel naar gemaakt hebben.”
Afgezeken
Tijdens de eerste bezettingsjaren ondervond Spier de anti-Joodse maatregelen aan den lijve en als middelbare scholier moest hij in 1941 het Vossius College verruilen voor het gebouw van de Joodse HBS. “We werden daar afgezeken door jongens van de Jeugdstorm, van die zesdeklassers. Die ramden je dan in elkaar. Van leren is daar niet veel terecht gekomen. Er waren in die tijd veel razzia’s en de school werd alsmaar leger. Net als alle andere Joden moest ik een gele ster dragen en werd ik vaak op straat aangehouden. Tot in 1942 ben ik naar school gegaan, maar toen was het ook voor mij einde oefening.” In dat jaar verdwenen zijn zus Helène en haar man Max Dikker plotseling. Niemand wist waarheen.
Edammer kaasje
Spiers vader werkte bij meubelfabriek EEKA. De directeur, meneer Ten Hove, regelde valse identiteitsbewijzen voor de familie en adviseerde zijn vader om onder te duiken. Maar hij negeerde dit advies. “Mijn vader zei altijd: binnen veertien dagen is de oorlog afgelopen. Ik zei dan tegen hem: als jullie op die trein stappen, ga ik niet mee,” vertelde Spier, die bij Anne Frank op school had gezeten en aan wie Otto Frank had verteld over wat de Joden in Duitsland te wachten stond. Eind mei 1940 trof de jonge Spier eigen maatregelen. “Ik had een Edammer kaasje gekocht, een eikenhouten spaarpot met centen en had een tasje klaar staan voor als het fout zou gaan. Toen Ten Hove tegen mijn vader zei dat we moesten onderduiken, wilde ik mee de onderduik in. We reden met tram acht naar Centraal Station, waar ik in een halfopen toilet mijn ster moest afdoen. Dit weigerde ik uit angst dat mensen het zouden zien.”
Ster afdoen
Eenmaal in de trein beval meneer Ten Hove om de ster alsnog af te doen. In een smerig toilet gooide hij zijn ster in de pisbak. “Er was geen water in de plee, dus de ster kleefde tegen de smerige rand van de pot en ik moest mijn handen vies maken om het ding alsnog op het spoor te krijgen. Waarschijnlijk is dat goed gegaan, want ik was mijn ster kwijt. Vervolgens kwam ik in Amersfoort terecht, waar ik mijn handen schoon kon wassen. In die stad dook ik onder bij een boekhandelaar, waar ik vier weken lang als onderduiker op de zolder boven de winkel moest stilzitten. Niets deed ik daar. Dag in dag uit. Na vier weken kwamen mijn vader en moeder erbij. Ik was blij hen te zien, maar mijn vader kon niet stilzitten en ging ijsberen. Toch hebben zij het overleefd.”
Een bonk beton
Een meisje van de illegaliteit kwam Spier ophalen. Om bij het volgende onderduikadres te komen, moesten ze over de laan langs het concentratiekamp Amersfoort lopen. Acht maal werden ze aangehouden door SS-bewakers. “Het ging goed en we kwamen terecht op het landgoed van de jonkheer Raemaker-Verschoore in het huis van de tuinman. Daar zaten allemaal mensen aan tafel. Zij gingen later weg en de tuinman zei: Heb je ooit met een man geslapen? Er komt straks een stelletje en jij gaat bij die man liggen,” aldus Spier, die later besefte dat de tuinman zwaar christelijk was en de seksen gescheiden wilde houden. “Voordat ik naar boven ging, kwamen er twee andere mensen naar beneden gelopen, de woonkamer in. Dat waren mijn zus en haar man Max. Ik was blij verrast hen weer te zien en vertelde waar vader en moeder zaten. De man waarbij ik moest slapen, dat was mijn zwager.”
Op dezelfde avond pakte Spier zijn Edammer kaasje erbij, die al twee jaar oud was en kraakhard geworden was. Hij en zijn kamergenoot wilden kaas eten. “Maar het was een bonk beton geworden! Het mes brak meteen af en we moesten er hard om lachen.”
Weg uit Nederland
Edo Spier overleefde de Tweede Wereldoorlog door te verblijven op 48 onderduikadressen in het hele land. Hij ontsprong verscheidene keren de dans, onder meer door te ontsnappen uit kamp Amersfoort en door aan de Arbeitseinsatz te ontkomen. Na de bevrijding moest Spier als negentienjarige jongeman zijn leven weer opbouwen. Zijn ouders, zus en zwager hadden de oorlog overleefd. “Na de bevrijding wilde ik meteen weg uit Nederland. Ik gaf me op bij het Engelse leger en werd geplaatst bij de Royal Marines. Per vliegtuig ging ik naar Ceylon, waar ik in een duikboot werd geladen die landde bij Port Dickson in Malakka. Daar heb ik moeten vechten tegen de Japanners, want in Azië was de oorlog nog niet voorbij.”
Oorlogscorrespondent
Na de Japanse capitulatie stapte Spier over naar het Nederlandse leger en verbleef hij nog enkele jaren in het Verre Oosten. Hij werkte als oorlogscorrespondent, legeromroeper en hoorspelmaker voor de Nederlands-Indische Radio Omroep. Eind jaren veertig keerde kapitein Spier terug naar Amsterdam. Daar ging hij werken bij Het Parool, onder meer met journalisten Jeanne Roos, Simon Carmiggelt en Annie M.G. Schmidt. Aan de overkant, in café Scheltema, leerde hij architect Jan Rietveld kennen. Het beroep van architect interesseerde hem.
Architect
Het huis dat Spier deelde met actrice Ina van Faasen, zijn toenmalige partner, had hij destijds eigenhandig verbouwd. Rietveld was onder de indruk en sprak hierover met zijn vader Gerrit Rieveld en diens collega Aldo van Eyck. Ze vonden hem ‘een genie’ en bewogen hem om naar de Academie van Bouwkunst en de kunstnijverheidschool te gaan. “Ik studeerde architectuur en wilde stoppen als journalist, maar de krant bleef aan mij trekken. Door de jaren heen heb ik veel functies geweigerd, zoals het correspondentschap in Parijs dat me door Carmiggelt werd aangeboden,” aldus Spier in het boek.
Uiteindelijk vertrok Spier bij Het Parool en werd hij binnenhuisarchitect. Hij ontwierp de synagoge aan de Straat van Messina in Amstelveen en ontwierp de verbouwing van Lekstraatsynagoge in Amsterdam, van sjoel tot weer een synagoge. Een van zijn laatste opdrachten als architect was de verbouw en restauratie van het toenmalige hoofdpostkantoor van de PTT in Amsterdam.
Sociale bevrijding
Na de politieke bevrijding van 1945 kwam twintig jaar later voor Spier en vele anderen de sociale bevrijding. “Sociaal-maatschappelijk ging alles open. Provo was de eerste groep die zich roerde. Het ging mis toen Koosje Koster haar krentjes ging uitdelen. Ik was daarbij en zag de politie met het blanke sabel op ons afkomen. Maar politiek gezien ging alles ook open. Op dat moment kwamen voor mij de Democraten ‘66 om de hoek kijken. Daar was ik behoorlijk in geïnteresseerd, want dat waren geen bange mensen. In mei 1945 was ik namelijk getuige geweest van een stel laffe Nederlandse politici: de regenten in Den Haag. Ze waren vijf jaar daarvoor naar Londen gevlucht en ze kwamen terug alsof ze vijf jaar lang op vakantie waren geweest. Alles moest weer terug naar het oude. Verschrikkelijk. Koningin Wilhelmina heeft op Radio Oranje in al die jaren ook slechts twee keer iets over de Joden gezegd. Wat was dat een schijtwijf zeg.”
D66
Spier kende D66-oprichter Hans van Mierlo nog uit de journalistiek en sloot zich als een van de eersten bij de partij aan. Hij vond dat mensen in bestuursfuncties niet benoemd maar openbaar gekozen moeten worden. Mede daarom werd hij lid. In de jaren zeventig zat Spier in het afdelingsbestuur van Amsterdam en halverwege jaren tachtig was hij landelijk campagneleider. Het is dankzij zijn inspanningen dat Van Mierlo toen besloot om in 1986 opnieuw als lijsttrekker aan te treden. Hij had de politiek in 1981 verlaten, zodoende. De campagne werd een succes en de weg naar boven werd opnieuw gevonden. Zelf nam Spier tussen 1991 en 1995 zitting in de Eerste Kamer. Als senator was hij onder meer verantwoordelijk voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.
Schoonheidskoningin
Na zijn tijd als senator was Spier nog enige jaren voorzitter van D66-Amsterdam, waarin hij verschillende crisis probeerde op te lossen. Tot op hoge leeftijd bleef hij in de partij actief en ook bleef hij congressen bezoeken. Gedurende zijn leven was hij drie keer getrouwd. De laatste maal was dat in 1962 met Corine Rottschäfer, voormalig Miss World. Het baarde destijds veel opzien dat een architect met ‘een schoonheidskoningin’ ging trouwen. Met haar en uit een eerder huwelijk kreeg hij drie kinderen. Samen woonden ze in een benedenwoning aan de Amsterdamse Prinsengracht. Rothschäfer overleed in 2020 aan de gevolgen van Alzheimer. Zelf bleef Spier nog even leven. Op dinsdag blies hij zijn laatste levensadem uit. Hij werd 96 jaar oud.
Lees ook:
Klaar met Kaag, klaar met D66 – column Brigitte Wielheesen
De kogel is door de kerk. Dit gezegde is misschien niet zo toepasselijk op de partij die niet met twee christelijke partijen wil formeren. Ik moet toegeven, ik heb de laatste Tweede Kamerverkiezingen toch nog mijn stem geven aan deze partij. Of moet ik zeggen, mijn stem ging naar Alexander Hammelburg; ‘D66’s hoop in bange dagen’. Maar nu ben ik echt klaar met de partij.
Waardeert u dit artikel?
Doneer hier dan een klein bedrag. Jonet.nl is een journalistiek platform dat zonder giften niet kan bestaan. Wij danken u bij voorbaat.
Wil je meer informatie of een hoger bedrag doneren? Ga naar jonet.nl/doneren