Een wandeling door de stad van Etty Hillesum – column Awraham Meijers

Awraham Meijers
Facebook

Op een zondagochtend liep ik onlangs wederom de route die ik ooit met Lex Rutgers van het Etty Hillesum Centrum maakte. Een tocht door Deventer aan de hand van dagboek- en brieffragmenten van de gelijknamige schrijfster, die 38 jaar nadat ze in Auschwitz was vermoord, bekend werd door een publicatie van een bloemlezing uit haar dagboek, waarin ze haar innerlijke ontwikkeling vertolkte tijdens de waanzin van de Tweede Wereldoorlog en de Jodenvervolging.

‘Vannacht heb ik gedroomd, dat ik m’n koffer in orde moest maken… Misschien mag ik een paar van mijn dagboekschriften bij me houden, al was het alleen maar om de citaten en om af en toe te kijken, of ik mezelf trouw blijf’.

Etty (Esther) werd op 15 januari 1914 in Middelburg geboren. Op haar tiende verhuisde het gezin naar Deventer. In 1932 ging ze in Amsterdam rechten studeren, vervolgens Slavische talen, maar kon vanwege de anti-Joodse maatregelen die studie niet voltooien. Etty had twee broers: Mischa en Jaap. In het gezin waarin zij opgroeide vormden kunst en cultuur een belangrijke onderlinge band. Maar het blonk niet uit in vredige harmonie. Moeder Rivka koeioneerde consequent haar man Louis en kinderen, de spanningen tussen moeder en kinderen liepen vaak hoog op.

‘Kletswijf, rotmens, jengel toch niet zo, ja hoor, klets maar raak. Dat zijn mijn innerlijke reacties als moeder tegen me zit te praten. Moeder is iemand, die je het bloed onder je nagels vandaan kan halen’.

Ik loop over de Brink, het hart van de Hanzestad. Het is één van de mooiste pleinen in ons land. Ik passeer het oversized standbeeld van Albert Schweizer, naast het Deventer koekhuisje. Iets verderop het Bergkwartier, jaarlijks in december een realistisch decor van het Charles Dickens-festival. Het is stil op en rond het plein. Een fietser groet mij.

‘Vandaag is hier (Deventer) het fietsloze tijdperk ingetreden. Ik heb de fiets van Micha persoonlijk afgeleverd. In Amsterdam, zo lees ik in de krant, mogen de Jehoediem nog fietsen. Welk een voorrecht! We behoeven nu niet meer in angst te zitten, dat onze fietsen gestolen worden. Voor onze zenuwen is dat stellig een voordeel. In de woestijn hebben we indertijd ook veertig jaar zonder fietsen moeten doen’.

Ik loop door de Walstraat, waar ooit Han Hollander werd geboren die landelijk beroemd zou worden door zijn radioverslagen van voetbalwedstrijden die hij van 1928 tot 1940 voor de AVRO presenteerde. Omdat hij als sportjournalist een positieve bijdrage leverde aan de Olympische Spelen in Berlijn (1936) ontving hij een door Hitler ondertekende dankbetuiging. Hollander – van Joodse komaf en overtuigd dat deze hem zou beschermen – werd uiteindelijk met zijn gezin in vernietigingskamp Sobibor vermoord.

‘Ik wil de kroniekschrijfster worden van veel dingen uit deze tijd. Ik geloof soms dat ik een taak heb. Alles, wat er soms om me heen gebeurt moet in mijn hoofd tot klaarheid gedacht worden en later door mij beschreven worden’.

Etty woonde tot 1932 in Deventer, daarna in Amsterdam. Regelmatig bezocht ze haar ouders, die inmiddels, tot eind november 1940, in de Geert Grotestraat woonden. Tot Louis uit zijn functie als rector werd ontheven. Het zou hun laatste woonhuis zijn.

‘Ik leef hier niet, maar laat me leven. Ik stel m’n leven uit, tot ik hier weer vandaan ben. Vroeger ging ik altijd kapot in dit gekkenhuis, tegenwoordig houd ik innerlijk alles op een afstand en probeer er zonder kleerscheuren onderuit te komen’.

Ik wandel langs de IJssel. Aan de overkant weilanden met traag grazend vee.

‘In Deventer waren de dagen grote zonnige vlaktes, iedere dag van één groot ongebroken geheel, er was contact met God en met alle mensen, waarschijnlijk omdat ik nauwelijks een mens zag. Er waren korenvelden, die ik nooit meer zal vergeten en waarbij ik bijna neergeknield was, er was die IJssel met de kleurige parasol en met het rieten dak en de geduldige paarden. En dan de zon, die ik door alle poriën liet binnenkomen’.

Ik zie het oorlogsmonument bij de spoorbrug. Er vallen tranen uit de bewolkte hemel. Hoe vaak zal deze veelbelevende vrouw hier gemijmerd hebben over het leven, over haar toekomst?

‘Vanavond hing de zon als een roodgloeiende bol tussen twee zwarte masten van een schip. Over de spoorbrug in de verte schuifelde een speelgoedtreintje. Er was een vorstelijke wolkenlucht. Ik stond daar op de schipbrug in m’n regenjas en keek maar. Het was zo mooi en ook heel gewoon en goed’.


Het gezin Hillesum is op 7 september 1943 naar Auschwitz afgevoerd. Etty’s voortdurende persoonlijke strijd met God ging door.

‘Als ik denk aan die gezichten van het groen geüniformeerde, gewapende begeleidingspeloton, mijn God, die gezichten! Ik heb ze stuk voor stuk bekeken, verdekt opgesteld achter een venster, ik ben nog nooit van iets zo geschrokken als van deze gezichten. Ik ben in de knoei geraakt met het woord, dat het leidmotief van mijn leven is: En God schiep de mens naar Zijn Evenbeeld. Dat woord beleefde een moeilijke ochtend met mij’.

Etty is op 30 november 1943 vergast.

‘Ik zou lang willen leven om het later nog eens te kunnen uitleggen. Als dat me niet vergund is, welnu, dan zal een ander het wel doen. En dan zal een ander mijn leven verder leven, daar waar het mijne is afgebroken’.

Terug naar de Brink om een ‘bakkie te doen’. Ik heb Etty in mijn hart gesloten.

Lees ook:
Lang leve de koning en de koningin ! – column Awraham Meijers
‘Woensdag 27 april, Koningsdag met dit jaar een bezoek van het koningspaar aan Maastricht. Na twee jaar corona-stilte wordt een traditie weer opgepakt. Wat zal het vandaag een uitbundig feest worden. Laat dat maar aan de Limburgers over. Grappig dat ik met het opschrijven van deze column eerst begon met ‘Koninginnedag’, een ingesleten automatisme in woord en schrift. Maar uiteraard wel fout. Het schijnt dat veel mensen zich hier nog weleens vergissen…’

Logo Maror.

Deze column is mede mogelijk gemaakt door Stichting Maror.

Categorie: |

Home » Nieuws » Een wandeling door de stad van Etty Hillesum – column Awraham Meijers