Gespannen verhoudingen tussen Jodendom en christendom – gastcolumn Ruben Vis

Ruben Vis (beeld: R. Vis)

De Raad van Kerken steunt een oproep van de Wereldraad van Kerken om een boycot in te stellen en het associatieverdrag dat de EU met Israël heeft, op te zeggen wanneer Israël er toe over zou gaan om delen van de West Bank of het Bijbelse Judea en Samaria te annexeren, aldus Ruben Vis. Om de actie van de Raad van Kerken te begrijpen, is volgens hem een kleine theologische exercitie nodig. In deze uiteenzetting vertelt de NIK-secretaris over de soms gespannen verhoudingen tussen Jodendom en christendom.

De eerder genoemde steun van de Raad van Kerken aan de oproep van de Wereldraad leidt tot ergernis aan Joodse zijde. In het Overlegorgaan Joden en Christenen (OJEC), het officiële overlegkanaal tussen Joodse en christelijke kerkgenootschappen, wordt de oproep door het NIK geagendeerd. Het heeft zich, zeer uitzonderlijk, rechtstreeks tot de Raad van Kerken gericht. ‘Binnen het OJEC willen christelijke leden graag aan onze Joodse gesprekspartners uitleggen dat er werkelijk iets is veranderd in de kerken sinds de laatste eeuwen, als het gaat om de relatie met het Joodse volk. Soms krijgen wij het gevoel dat het tegen beter weten in is’.

De Joodse kerkgenootschappen participeren ook in het OJCM, het overleg van Joden, christenen en moslims. Anders dan in het OJEC zitten daar niet de christelijke kerkgenootschappen aan tafel maar de Raad van Kerken. De partners van de Raad in het OJCM, Joods èn islamitisch [Koran, hoofdstuk 5:20-21, RV] zijn boos over de actie van de Raad van Kerken. Ze voelen zich overdonderd en ontdaan omdat de Raad de visie van de Wereldraad van Kerken deelt dat alle fouten binnen ‘het conflict’ aan de kant van Israël liggen. Hanneke Gelderblom-Lankhout, lid van het OJCM, zegt in haar Jonet-column: ‘Bij het OJCM kiezen we juist niet voor de makkelijke weg van polarisatie waarin ‘jij’ tot de goeden behoort en al die anderen de potentiële schuldige zijn’.

Zich behoorlijk verhouden tot het Jodendom
De Raad van Kerken wordt gevormd door veertien lidkerken en nog eens vier kerken die met de Raad zijn geassocieerd. Deze achttien kerken vormen het overgrote deel van christelijk Nederland. Ter vergelijking, in het OJEC zit maar een handjevol kerken. Het zijn slechts deze kerken die proberen zich behoorlijk te verhouden tot het Jodendom. Het aantal zegt iets over hoe lastig dit voor de christelijke kerken is. De meesten vinden het nog steeds moeilijk af te stappen van hun aloude dogma’s over evangeliseren van Joden en zij vinden het moeilijk om een relatie te leggen tussen hun eigen geloof en het levende Jodendom [Zie: Gert van Klinken, Christelijke stemmen over het jodendom, zestig jaar Interkerkelijk Contact Israël (1946-2006), Eburon, Delft, 2009, RV].

Verering van het Opperwezen
Een kerk of kerkgenootschap is een groep mensen die zich bezighoudt met de gezamenlijke verering van het Opperwezen. Wat wordt verstaan onder ‘Opperwezen’ vult ieder kerkgenootschap zelf in. Dit is een kwestie van vrijheid van religie. Wat in ieder geval tussen Jodendom en christendom in staat is de figuur van Jezus. In het christendom maakt hij onderdeel uit van het Opperwezen, voor het Jodendom heeft Jezus geen rol. In Between Jerusalem and Rome, Reflections on 50 years of Nostra Aetate, geven rabbinale organisaties van traditionele signatuur uit de VS, Europa en Israël een bespiegeling over Nostra Aetate, vijftig jaar nadat het Tweede Vaticaanse Concilie dit document vaststelde.

Jezus als Messias
De Rabbinical Council of America, de Conference of European Rabbis en het Opperrabbinaat van Israël merken in Between Jerusalem and Rome op dat er diepgaande theologische verschillen zijn tussen Jodendom en christendom. ‘De kernovertuiging van het christendom die zich richt op de persoon van “Jezus als de Messias” en de belichaming van de “tweede persoon van een drie-enige God” creëert een onverenigbare scheiding met het Jodendom. Ondanks die diepgaande verschillen hebben enkele van de hoogste Joodse autoriteiten verklaard dat christenen een speciale status hebben omdat ze de Schepper van hemel en aarde aanbidden, die het volk van Israël van Egyptische slavernij heeft bevrijd en die voorzienigheid over de hele schepping uitoefent’ [Between Jerusalem and Rome, p. 11, en noemt in een noot deze ‘some of Judaism’s highest authorities’: Tosafot; Rabbenu Yeruham ben Meshullam; R. Moses Isserles; R. Moses Rivkes; R. Samson Raphael Hirsch, en de vindplaatsen van hun uitspraken, RV].

Ingewikkelde verhouding
Christenen hebben een ingewikkelde verhouding tot het Joodse geloof. Sommige christenen geloven dat als alle Joden in het land Israël wonen, Jezus weer verschijnt in Jeruzalem (chiliasme). Let wel, het gaat hen erom Joden onderdeel te laten zijn van hùn messiaans eschatologisch heilsplan, het plan waarin (deze) christenen geloven; om het koninkrijk van Jezus en de drie-enige God op aarde te vestigen. Dat is het einddoel. Joden zijn daarin een middel. Als de ultieme vorm van antisemitisme werkelijkheid zou worden, zijn er geen Joden meer. Niet hier in Nederland en niet in Israël om instrumenteel te zijn in de wederkomst van Jezus, deze wederkomst ter plekke te aanschouwen en te ondergaan.

Justus Tal
Het is verleidelijk om je te laven aan de warmte van christenen met deze heilsverwachting. Daarmee participeer je, weliswaar indirect, in hun godsdienst, in hoe zij (hun) God vereren. Opperrabbijn Justus Tal heeft hier kort na de oorlog een uitspraak over gedaan. Hij was de zoon van Tobias Tal, opperrabbijn van achtereenvolgens Gelderland en Den Haag. Justus werd zelf in 1918 opperrabbijn van Utrecht en Drenthe. Hij overleefde als een van de weinige rabbijnen de oorlog. Tal heeft bekendheid gekregen hoe hij 75 jaar geleden, opgedoken uit de onderduik nog hopend op en zoekend naar zijn zoon die naar later blijkt vermoord te zijn, op onwaarschijnlijk krachtige wijze de in de Portugese Esnoga samengekomen Joden op 9 mei 1945 toesprak. Kort daarna deed hij de volgende uitspraak over de sjoel in Assen.

Na 1945 stonden veel sjoels leeg. De synagoge in Assen werd door de Joodse Gemeente of wat daar nog van over was, verhuurd aan een kerk die er zondagse kerkdiensten in hield. Voor sjoeldiensten waren geen tien Joodse mannen meer bijeen te krijgen. Van de vijfhonderd Joden waren er na de oorlog nog 29 over. Nee, oordeelde opperrabbijn Tal. Je mag een sjoel wel verkopen, maar je mag een sjoel niet aan een kerkgemeente verhuren om zo de gebedsdienst van christenen te faciliteren. Want ook al geloof je daar zelf niet in, je participeert daarmee in hetgeen waarnaar hun verlangen en verwachting uitgaat: de terugkeer van Jezus en de erkenning van hem als verlosser.

Ander verlossersbegrip
Tal wees erop dat hun verlossersbegrip een andere is dan het onze en dat de grote nadruk die in het christendom wordt gelegd bij de Messias ook niet compatibel is met het Jodendom, waar de Messias niet centraal staat. Tal: “… dat de Christen theologen, als zij het over ‘den Messias’ hebben, de Joodsche voorstelling er van totaal foutief weergeven en men in elk Christelijk boek, als ‘t er over spreekt, een schets vindt, die aan alle kanten verkeerd is.”

Opperrabbijn Tal zei over Jezus: “Diens terugkomst is wezenlijk voor het christendom. Naar zijn terugkomst zijn de beloften en heilsvoorspellingen verschoven, en al die voor het christendom niet volbrachte beloften maken die tweede verschijning centraal en onmisbaar.” Maar, zei Tal ook, die hele centralisering in het christendom op de gestalte van de masjiach is met Tenach in strijd. “In Tenach en in het Jodendom is ‘de Messias’ helemaal niet centraal. God is het centrale; de relatie van de mens gaat naar God uit en naar niets en niemand anders.”

Kardinaal Eijk
“Joden en christenen leven uit één en dezelfde wortel,” stelde kardinaal Wim Eijk, aartsbisschop van Utrecht, in 2012 vast bij de installatie van de werkgroep Kerk en Jodendom in zijn bisdom. Eijk: “Jezus als grondlegger van het christendom komt voort uit het volk Israël en wij delen veel van onze geloofstradities met het Jodendom. Wij zijn niet alleen door onze Heer en door de Schriften, maar ook door onze theologie en liturgie vitaal verbonden met de Joodse godsdienst.”

De verbondenheid is vitaal voor het christendom, niet voor het Jodendom. Ingewikkeld voor wie die verbondenheid nodig heeft. Verbondenheid is vanuit het Jodendom dus geen zaak van reciprociteit; onze verbondenheid met het christendom is op een andere voet dan die van het christendom met het Jodendom. De vergelijking met de wortel komt uit Romeinen waar Paulus wordt geciteerd: ‘Is de wortel van de boom heilig, dan ook de takken. … bedenkt dat de wortel u draagt en niet gij de wortel’ (Romeinen 11, vers 16-18).

Verbonden door schriften
Inderdaad zijn christenen met het Jodendom verbonden door de schriften. In het nieuwe schrift komen Joden voor, hetzij als Joden, meermaals negatief geportretteerd, hetzij Joden die christen worden. Het oude schrift, of in onze bewoording Tenach, vormt het grootste deel van de Bijbel zoals de christenen die kennen. Daar, in Tenach, ligt dus een verbondenheid, maar die verbondenheid is betrekkelijk beperkt. De christelijke ontvangst van de Tora en de christelijke uitleg van Tenach drijft ver weg van hoe het Jodendom de teksten leest.

De Tora is een wetboek voor het leven, leert hoe te leven. De 613 mitswot, de voorschriften om te doen of juist niet te doen, vormen daarin de rode draad. Echter, het christendom incorporeert de Tora wel, net als de andere boeken van Tenach, maar elimineert daaruit de mitswot, die hoeven niet meer te worden gehouden. Dit geeft een heel andere dimensie aan de aanname van de Tora. Leibowitz in zijn bekende scherpe bewoording: “In zoverre als het Jodendom de religie van Tora en mitswot is, is het christendom zijn ontkenning” [Jesjajahoe Leibowitz, The common Judeo-Christian heritage, in: Judaism, Human Values, and the Jewish State, p. 256, 1992; Idem in: Jesjajahoe Leibowitz, Jahadoet, Am Jehoedi, Oemedinat Jisrael, p. 327, 1975, RV].

Evangeliseren
Het christendom heeft een opdracht aan haar aanhangers die het Jodendom haar aanhangers niet geeft: evangeliseren. Opperrabbijn Tal: “Het grote verschil tussen het Jodendom en het christendom is dat het christendom exclusivistisch is en zegt: ‘Wie gelovig is geworden en gedoopt is zal gered worden, maar wie niet gelovig is geworden, zal verdoemd worden’ (Mk. 16:16): ‘Wie gelooft in ‘de Zoon’ heeft het eeuwige leven; doch wie niet in Hem gelooft, zal geen leven zien, maar de toorn van God rust blijvend op hem’ (Joh. 3:36; zie voorts Joh. 3:18,36, 12:48, II Thess. 1:3-9; I Joh. 5:11-12, enz.) [J. Tal, Voor ons ons Jodendom en niet het Christendom, 1945, RV].

De niet-christen tot christenen maken, goedschiks en gedurende de eeuwen van verguizing, ook heel vaak kwaadschiks. Na de Sjoa volgt op dit terrein een kentering in het christelijk denken.

Joden bekeren
De Nederlandse bisschoppen in 1995: ‘Een traditie van theologisch en kerkelijk anti-judaïsme heeft bijgedragen tot het ontstaan van een klimaat waarin de Sjoa kon plaatsvinden. Een zogenaamde ‘catechese van de verguizing’ leerde dat het Jodendom na de dood van Christus als volk verworpen zou zijn. Niet veroordeling en verguizing, maar respect en bescheidenheid moeten bepalend zijn voor onze houding ten opzichte van de rol die het Jodendom toekomt in Gods geschiedenis met de mensen.’

Helemaal weg is de drang Joden te bekeren [Zie over de nog steeds bestaande bekeringsactiviteiten: Ruben Vis, Lesjana haba’a biroesjalajim, Volgend jaar weer. Maar dan in Jeruzalem. Een joodse kijk op een christelijke drive, 2018, RV] te veroordelen en te verguizen niet, nog niet. Veroordeling en verguizing vormen de grondslag voor de oproep Israël te boycotten en het associatieverdrag met Israël op te schorten.

Breed en universalistisch
Andersom, hoe de Joodse religie kijkt naar de niet-Jood verwoordde Tal als volgt: “Het Jodendom is breed en universalistisch, ziet in ieder mens ‘Gods evenbeeld’, beschouwt elk edel mens als broeder, als volwaardig mens, van welke religie hij ook zij, en spreekt het: De edelen van alle volkeren hebben deel aan het ‘toekomstige geluk’ uit; het wil niemand zijn religie ontnemen noch zichzelf aan iemand opdringen.”

Zo’n dertig jaar later, in 1965, verscheen de verklaring Nostra Aetate van het Tweede Vaticaanse Concilie, een radicale verandering in de relatie die de Rooms-Katholieke kerk sindsdien inneemt tot het Jodendom. Rabbi dr. J.B. Soloveitchik, geestelijk voorman van de Amerikaanse modern-orthodox beweging schreef in de aanloop naar Nostra Aetate: Jews are vitally concerned with the problems affecting the common destiny of man. Toeval of niet, Soloveitchik gebruikt hetzelfde ‘vitally’ als aan Rooms-Katholieke zijde wordt gebruikt, onder meer in het citaat van mgr. Eijk: wij zijn … vitaal verbonden met de Joodse godsdienst.

Soloveitchik gaat verder en zegt dat Joden zich beschouwen als leden van de universele gemeenschap belast met de verantwoordelijkheid om vooruitgang te bevorderen op alle gebieden, economisch, sociaal, wetenschappelijk en ethisch. Soloveitchik: “Als zodanig zijn we tegen een filosofie van isolationisme of esoterie die de Joden in een cultureel gesloten samenleving zou zien leven. … Tegelijkertijd zijn we een onderscheiden geloofsgemeenschap met een unieke toewijding, een unieke relatie met God en een specifieke manier van leven. We mogen onze rol als dragers van een bepaalde toewijding en bestemming nooit verwarren met onze rol als leden van het gezin van de mensheid (the family of man).”

Juist met betrekking tot het theologisch fundament onder de oproep tot boycot van Israël zal blijken dat wat de rabbijnen Tal en Soloveitchik zeggen over het universalisme van het Jodendom, essentieel is.

Steeds nieuwe generaties
Voortkomend uit dezelfde wortel, een geloof geënt op de tak van het Jodendom. Het christendom heeft zich vanuit de wortel en de tak ontwikkeld, tegelijkertijd heeft het Joodse geloof zich ook voortgezet. De geschiedenis heeft bewezen dat het christendom niet in de plaats van het Jodendom heeft kunnen komen. Het Jodendom is er eerder geweest en is er steeds geweest en heeft getoond zelfs wanneer het christendom leidend is op het wereldtoneel, toch ook zijn plaats te behouden, zijn aanhangers het geloof zien voort te zetten en over te dragen op steeds nieuwe generaties. Zelfs toen het Jodendom uitgeroeid leek, wist het op te staan uit haar diepste ellende.

Na de levensgeschiedenis van Jezus werd het Jodendom getroffen door de vernietiging van de tempel, door verschrikkelijke uitmoordingen en door verbanning. Toch bleef het Jodendom bestaan en behield aantrekkingskracht. Tweeduizend jaar later vond de grootste kwantitatieve vernietiging van de diaspora plaats, de grootste poging tot vernietiging, poging, want het Joodse volk wist zich wonderbaarlijk op te richten. Zou dat wonder bij de paus en bij protestantse leiders tot het inzicht hebben geleid om hun kerkpolitiek en de theologie die daaraan ten grondslag ligt, ten opzichte van het Jodendom te wijzigen? Zelfs Joden op nooit gekende industriële wijze vermoorden heeft het verbond niet kunnen verbreken. Als onze God dezelfde is als hun God, dan heeft Hij zich nog steeds niet van hen afgekeerd.

Veroordeling en verguizing
“Niet veroordeling en verguizing, maar respect en bescheidenheid moeten bepalend zijn voor onze houding ten opzichte van de rol die het Jodendom toekomt in Gods geschiedenis met de mensen,” aldus kardinaal Eijk in 2012 [1]. Toch, wie naar de grondslag kijkt waarop de oproep van de Raad van Kerken is gebaseerd om een boycot in te stellen tegen Israël en het associatieverdrag dat de EU heeft met Israël op te schorten, ziet dat daarin juist die twee elementen bepalend zijn: veroordeling en verguizing.

Terwijl de kerken in het besef van de Sjoa zich anders zijn gaan verhouden tot het Jodendom, geldt voor Palestijns-christelijke leiders (nog steeds) een ander paradigma. Een van deze leiders is de Lutherse predikant Mitri Raheb. Opgeleid in Duitsland, leidt hij een kerkelijk centrum in Bethlehem.

Waar komt het vandaan dat de Raad van Kerken zich achter deze oproep van de Wereldraad van Kerken schaarde? (In de Wereldraad van Kerken is de Rooms-Katholieke Kerk niet vertegenwoordigd). De oproep van de Wereldraad dateert van mei van dit jaar. Een half jaar eerder, in oktober 2019 ontving de Raad van Kerken een delegatie van het Hoge Presidentiële Comité voor Kerkzaken in Palestina onder leiding van ds. Mitri Raheb en Amira Hananya, directeur van het comité.

Laakbare theologie
Dit Palestijnse comité is een onderdeel van de Abbas-coterie. Raheb houdt er een theologie van veroordeling en verguizing op na. Juist deze ontmoeting met hem blijkt voor de Raad van Kerken de aanzet te zijn geweest om – op basis van Rahebs laakbare theologie – een oproep tot sancties tegen Israël bij de eerstkomende gelegenheid te volgen en te ondersteunen.
De Lutherse predikant probeert Joden neer te zetten als vreemde elementen in het land. Joden komen uit Europa. Dat ongeveer de helft van de Joodse inwoners van Israël uit dezelfde regio komt, de Joden die uit omringende landen naar Israël zijn gekomen, verklaart Raheb niet. Hij negeert ze.

Raheb hanteert de antisemitische Khazaren-theorie. ‘Netanyahu [uiteraard neemt hij de personificatie van het Israëlische kwaad als voorbeeld, RV] heeft minder DNA-overeenkomst met Jezus en koning David dan ik, Mitri, die ook in Bethlehem is geboren. Want Netanyahu komt uit Oost-Europa’. De staat Israël is niet de vertegenwoordiger van het land, de staat Israël is Rome, zegt Raheb. Pijnlijk en een welbewuste omdraaiing; want het was juist Rome dat de Joden in hun diaspora verstrooide.

Kairos-document
Jodendom en zionisme zijn nauw verbonden; geen zionisme zonder Jodendom. Anders dan Raheb beweert, komt een Joodse staat niet uit de lucht vallen of is die vanuit Europa geïmporteerd. Nee, het is een voortzetting van hetgeen ooit heeft bestaan en waarover de Joden tweeduizend jaar hoop, verlangen en gebeden hebben gekoesterd, gevoeld en geuit. Maar het Kairos-document dat mede door Raheb is opgesteld, draagt de gedachte uit dat het heilige land was beloofd als ‘een toevluchtsoord voor de armen en onderdrukten’. Paus Johannes Paulus II daarentegen zei tegen de Israëlische premier Sharon (toen nog minister van Buitenlandse Zaken): voor ons is het het Terra sancta, het heilige land, voor u is het ook Terra promessa, het beloofde land.

Christelijk-Palestijns nationalisme
Raheb aanvaardt het Joodse bestaan als een natie niet. Hij karikaturiseert het als de bron van onrecht. Dit wordt verklaard doordat hij het Jodendom ziet als bijzonder, niet universeel. Het christendom daarentegen is in de ogen van Raheb wel universeel. De Joodse natie wordt daarom beschouwd als niet in staat te zijn om een rechtvaardige en plurale samenleving te creëren of in stand te houden, want het is Joods, en Jodendom is niet universeel, in tegenstelling tot het christendom. Daarentegen is christelijk-Palestijns nationalisme wel gerechtvaardigd want daar heerst het christelijke universalisme, een karakteristiek in het hart van het christelijk geloof.

Raheb bedrijft verguizing in een modern jasje. Dit idee van universalisme bij het christendom, dat ten enenmale zou ontbreken aan het Jodendom, is niet nieuw. Het is vooral in de Middeleeuwen ontwikkeld om de Joodse theologie te bestrijden, de Jood met zijn geloof weg te zetten als anders, af te schilderen als het abnormale en de verklaring te laten zijn voor de eeuwig dwalende Jood die Jezus niet wenst te aanvaarden en die weigert te aanvaarden dat de christelijke kerk zijn geloof heeft vervangen in het verbond met God.

Zichzelf isolerend
Als Raheb spreekt over de figuur Saul die de apostel Paul wordt, trekt hij zolang het om Saul gaat de analogie met de staat Israël. Hij veroordeelt Saul, daarmee Israël veroordelend. Pas nadat Saul de christelijke boodschap heeft omarmd, wordt hij Paulus, een vredestichter, een aanhanger en uitdrager van de universalistische gedachte wiens ‘grote ontdekking was dat God in Christus de muren van vijandigheid tussen de mens en het goddelijke brak’ waardoor de behoefte aan nationale, culturele of gemeenschappelijke verdeeldheden konden worden afgebroken.

Deze verwijzing percipieert Saul en daarmee Israël als zichzelf isolerend in tegenstelling tot het universalisme dat aan het christendom wordt verbonden, maar vooral niet aan het Jodendom [De anglicaanse bisschop Tom Wright noemt Yigal Amir, de moordenaar van de Israëlische premier Yitschak Rabin ‘een twintigste-eeuwse versie van Saulus van Tarsus’. Zie: N.T. Wright, Paulus van Tarsus. Een kennismaking met zijn theologie, Zoetermeer, 1998, p. 25-38, RV].

Het argument dat Raheb hanteert is dat Israël een staat zou zijn die gebaseerd is op Joods exclusivisme. Het alternatief is een christelijke opvatting van inclusiviteit, gebaseerd op de christelijke interpretatie van de profeten (Tal besprak in zijn artikel uit 1945 al hoe verkeerd die interpretatie is) en vooral op de leer van Jezus en de geschriften van diens apostelen. Een zeer problematische opvatting omdat dit oude theologische leerstellingen van het christendom reproduceert zoals vervanging van het Jodendom, en, cultureel gezien, het tegen het Jodendom gerichte idee dat Joden beschouwt als een zichzelf isolerende groep die zich niet kan openstellen voor diversiteit of universele saamhorigheid.

Lang na de Middeleeuwen en kort na de Sjoa, waren het rabbijnse leiders als Tal en Soloveitchik die dit waanbeeld moesten bestrijden. Tal: “Het Jodendom is breed en universalistisch”.

Voor het karretje gespannen
De Jood en zijn hoop op de terugkeer naar Joods zelfbestuur in het Terra promessa worden door Raheb afgeschilderd als particularistisch, als het abnormale, het slechte Rome, het vreemde. Daartegenover staat bij Raheb het universalistische en superieure christendom, dat jegens God met de verwachting op Jezus’ wederkomst, de rol van verbondsvolk over heeft genomen. Het is dit theologisch brouwsel van verguizing op grond waarvan de Raad van Kerken zich heeft laten spannen voor het karretje van de veroordeling.


[1] Het document “The Gifts and Calling of God are Irrevocable”van Vatican’s Commission for Religious Relations with Jews ter gelegenheid van 50 jaar Nostra aetate in 2015 spreekt in vergelijkbare bewoordingen in par. 6: “… they should do so in a humble and sensitive manner, acknowledging that Jews are bearers of God’s Word, and particularly in view of the great tragedy of the Shoah.”


Auteur Ruben Vis is secretaris van het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap (NIK) en heeft namens zijn organisatie zitting in het Overlegorgaan Joden, christenen en moslims (OJCM).

Categorie: | | |

Home » Nieuws » Gespannen verhoudingen tussen Jodendom en christendom – gastcolumn Ruben Vis