Het is weer oorlog – column Ya’akov Almor

Verdomme, het is weer oorlog! stelde Jonet-columnist Ya’akov Almor vrijdag vast, nadat hij voor de tweede nacht op rij een Israëlische schuilkelder in moest. Hij was net teruggekeerd uit het buitenland. Net op tijd of net te vroeg; het is maar hoe er naar kijkt. En bunkers zijn er in Israël in alle soorten en maten.
Toen de luchtcampagne tegen Iran begon was ik net geland op Ben Gurin Airport. Er reden geen treinen meer naar Be’er Sheva, waar ik moet zijn om door te kunnen reizen naar mijn woonplaats Mitzpe Ramon, waardoor ik genoodzaakt was bij een goede vriend in Noord-Tel Aviv te overnachten. Ik ging er per taxi naartoe.
De taxichauffeur had me net om half twee ’s nachts bij het appartement vafgezet en me mijn bonnetje gegeven toen onze beider telefoons bijna tegelijkertijd begonnen te krijsen met een boodschap van de thuisfronttroepen van het Israëlische leger (IDF). “Nee toch,” kreunde hij. “Wat nu weer?”
Onderweg van het vliegveld naar mijn vriend in Ganei Tzahala, een wijk in het noorden van Tel Aviv, had de chauffeur een Spotify-playlist opstaan. Maar na ontvangst van een bericht van het leger zette hij een nieuwszender op de radio aan. “Wallah, Iran gaat een raketaanval beginnen. Ga maar gauw naar binnen. Ik ga naar een schuilkelder bij mijn neef niet ver hier vandaan.” Hij reed vlot weg en ik sleepte mijn koffers een verdieping hoger.
Onrustig
Mijn vriend is een nachtbraker en zat televisie te kijken. “Wat een verwelkoming, toch? Ziet ernaar uit dat we onrustige dagen en vooral nachten tegemoet gaan.” We dronken nog wat en gingen een half uur later naar bed. Ik sliep pas net toen de sirenes begonnen te gillen. Getver, nu al? Je schiet dan snel in de kleren. Het was warm, ook ’s nachts, en dus volstaan een T-shirt, salwar en slippers.
Mijn vriend’s zoon, die net na drie jaar dienst in het leger is afgezwaaid, grijnste mij, gekleed in voetbaltenu, toe. “Joh, het is net als wachtlopen. Je loopt twee uur wacht en gaat dan terug naar bed.”
Bunkers
Even iets over schuilkelders in Israël. Het merendeel ervan bevindt zich in oudere gebouwen die op palen staan. Op de begane grond zijn vaak overdekte parkeerplaatsen, een lobby én de schuilkelder. In nieuwere flatgebouwen heeft ieder appartement een eigen ‘safe room’.
De schuilkelder bij mijn vriend bleek meer dan ruim genoeg voor alle bewoners van het twee verdiepingen tellende apartementenblok. Ganei Tzahala is bepaald geen armenwijk. Er zaten, zoals mij uit een gesprek duidelijk werd, twee professoren met hun echtgenoten, een jong stel, met een grootmoeder die hun kind wiegde, en wij drieën.
We gingen zitten op een ratjetoe van stoelen die duidelijk hun tijd gehad hebben maar in deze schuilkelder goed voldoen. Tegen een muur stonden een opklaptafel, een aantal pakketen drinkwater, WC-rollen, vuilniszakken, een doos met plastic eetgerei en glazen. Verder nog een doos met wat houdbare etenswaren, kaarsen, lucifers en een transistorradio. Ik kan u verzekeren dat niet alle schuilkelders in Israël zo goed zijn uitgerust.
Geland
Ik stelde me voor en vertelde dat ik middernacht, nog net voor het vliegveld gesloten werd, geland was en bij mijn vriend logeerde. ‘s Nachts rijdt het openbaar vervoer niet.
“Waar ben je geweest?” vroeg een buurman. “In Zwitzerland. Ik was daar voor werk, vervolgens even in Nederland op familiebezoek, daarna in Spanje bij mijn partner en toen door naar de VS, ook voor werk. En op de weg terug was ik twee dagen in Londen om mijn oudste dochter te onmoeten,” vertelde ik. “Nou, net op tijd dus of net te vroeg. Het is maar hoe er naar kijkt,” grapte de buurman. Een half uur later mochten we weer naar bed, maar die nacht moesten we nog tweemaal de schuilkelder in.”
De volgende dag reden de treinen naar Be’er Sheva gelukkig wel. Een goede vriend uit Mitzpe Ramon stond met mijn auto klaar bij het station en na een korte stop bij de Rami Levy-supermarkt – die er uitzag alsof die geplunderd was; zo leeg waren vele schappen – kwamen we in de vrijdag-namiddag op de dertiende juni veilig thuis in ons dorp op de Negev hooglanden.
Kleine kinderen
Om twee uur ’s nachts gilden de sirenes alweer. Er is een publieke schuilkelder, een aantal huizen verderop in mijn straat. Samen met mijn buren zaten we te wachten op dingen die komen gingen. Vele kleine kinderen lagen op matrassen, hun ouders koerend als duiven ernaast. Tien minuten later klonk er een dozijn doffe klappen. “Dat zijn geen inslagen, maar de ontploffinen van de Iron Dome-raketten die de Iraanse projectielen onderscheppen, heel hoog in de lucht,” sprak een van mijn buren met zekerheid.
Inmiddels zijn er al vele doden gevallen door ingeslagen Iraanse raketten.En dit is, zo wordt ons door de verschillende overheden verzekerd, nog maar het begin.
Verdomme, het is alweer oorlog!
Waardeert u dit artikel?
Doneer hier dan een klein bedrag. Jonet.nl is een journalistiek platform dat zonder giften niet kan bestaan. Wij danken u bij voorbaat.
Wil je meer informatie of een hoger bedrag doneren? Ga naar jonet.nl/doneren