Het kan toch niet waar zijn – column Femmetje de Wind

Foto: Y. Kulkens

Voor een nieuw boekproject heb ik in de afgelopen maanden ruim tweehonderd persoonlijke verhalen van kinderen over de Holocaust gelezen. Ook hebben we met een groep schrijvers interviews gehouden met Holocaust overlevenden. Nu ben ik wegen aan het zoeken om het boek op scholen onder de aandacht te krijgen. Het was me opgevallen dat Holocausteducatie tegenwoordig erg dunnetjes is. 

Gistermorgen werd mijn inbox overspoeld met berichten die verwezen naar de schokkende conclusie van het Claims Conference-rapport. Voor wie het gemist heeft: 23 procent van de Nederlandse jongere generaties twijfelt aan het bestaan van de Holocaust. En als ze het bestaan wel erkennen, minimaliseren ze de omvang en de impact: Was het allemaal wel zo erg? Zijn de verhalen uit die tijd niet wat dik aangezet? Zes miljoen mensen? Dat kan toch niet waar zijn. 

Gistermorgen had ik ook een afspraak met mevrouw V. Zij is 98 jaar en weet ‘alles’ nog van de oorlog, al twijfelt ze wel eens aan de plaatsen waar ze precies geweest is tussen het moment van deportatie in januari 1943 en de bevrijding in 1945. Ze meent in acht concentratiekampen te zijn geweest. “Maar,” zegt ze, “soms wist je helemaal niet meer waar je was.” Waar ze zeker is geweest, is Auschwitz-Birkenau. Net als haar man. Ze hebben er na de oorlog nauwelijks met elkaar over gesproken. Ze moesten door. Wat moesten ze er nog over zeggen? 

Dat ligt nu anders. Nu wil ze wel praten, ze is het verplicht aan de mensen die niet zijn teruggekomen. En aan de toekomst. Maar er is ook twijfel, want zal men haar nog wel geloven? Als ik mevrouw V. vertel over de onthutsende cijfers die uit het Claims Conference-rapport komen, gaat ze verzitten en vervolgt ze gedecideerd: “Ik ben tweeënhalf jaar weggeweest uit Nederland. Toen ik weer terug was, heb ik wel eens gedacht, ‘is dit allemaal echt gebeurd? Het kan toch niet waar zijn?’.” Dan vervangt ze haar eigen ongeloof met ‘bewijs’: “Maar natuurlijk is het waar. Vóór de oorlog hadden we een grote familie. Op vrijdagavond hadden mijn ouders een huis vol mensen. Na de oorlog zaten we nog maar met z’n tweetjes aan tafel.” 

Zijn we in een tijd beland waarin de bewijslast ineens rust op de slachtoffers van de Jodenvervolging? En hoe moet dat? Een massamoord bewijzen, als maar zo weinigen de concentratiekampen hebben overleefd en zij die het wel kunnen navertellen nu ver in de negentig zijn? Het enige wat mevrouw V. kan doen is erover vertellen.

Gistermorgen voelde ik me naast schrijver dan ook een beetje een advocaat die zoveel mogelijk bewijs tegen de ontkenners en onwetenden probeert te verzamelen. En tegelijk maak ik me geen illusies: Want wat is een verhaal nog waard in een tijd waarin feiten worden afgedaan als ‘meningen’, foto’s kunnen zijn ‘bewerkt’ en getuigenissen ook ‘deepfake’ kunnen zijn. Bekende Nederlanders bevolken de talkshowtafels en zijn expert op elk gewenst gebied, terwijl de wetenschap in twijfel wordt getrokken. Dat de Volkskrant meteen met een artikel kwam waarin getwijfeld wordt aan de methodiek van het onderzoek, past in deze tijd. Iedereen heeft tegenwoordig recht op zijn eigen waarheid. 

Ik vraag me af wat er gaat gebeuren met de bevindingen uit het Claims-rapport. Komt er een zak geld voor Holocaust-educatie? Een richtlijn misschien voor verplicht onderwijs over de Jodenvervolging in Nederland? Gaan we nog verder onderzoek doen naar wie die 23 procent in onze samenleving representeert? Of houdt het gros van de mensen zijn mond en hoopt men dat het stilletjes overwaait. 

Ondertussen woon ik in een land waar een kwart van de jongere generaties de grootste, op industriële schaal uitgevoerde, moord uit onze recente geschiedenis ter discussie stellen. Waar het 4-5 mei Comité de dodenherdenking elk jaar verder van zijn Joodse aspecten ontdoet (want je weet maar nooit wie zich buitengesloten zal voelen). Waar een politicus in de Tweede Kamer hardop zegt dat er een Joods complot van reptielen bestaat en waar leraren het onderwerp Holocaust met het woord Gaza beantwoord krijgen. Soms denk ik: Het kan toch niet waar zijn.

Lees ook:
Carrièreswitch? – column Femmetje de Wind

Op de valreep van het oude jaar wordt dat wat eerst nog toekomstmuziek was, voor miljoenen mensen werkelijkheid. Ik heb het over chat gpt (generative pre-trained transformer), de chatbot van OpenAI. Een virtuele assistent die met behulp van kunstmatige intelligentie, grammaticaal en stilistisch goed geschreven teksten produceert over de meest uiteenlopende onderwerpen. Half december stelde OpenAI de tool beschikbaar voor publiek. Iedereen met een e-mail adres kan er terecht met vragen. 

Logo Maror.

Deze column is mede mogelijk gemaakt door Stichting Maror.

Categorie: |

Home » Nieuws » Het kan toch niet waar zijn – column Femmetje de Wind