Interviewen is vakwerk – column David Barnouw

David Barnouw (foto: K. Rijken)

In mijn laatst verschenen column ging ik in op het Spielberg Interview-project. Ik uitte kritiek op het feit dat het leek of de overlevende altijd gelijk had. Er mocht door de interviewers niet worden doorgevraagd of kritische vragen worden gesteld. Ik stelde daarom dat deze interviews voor de geschiedschrijving weinig waardevol waren. Dat schoot een aantal lezers en opiniemakers in het verkeerde keelgat. Maar ik had naast mijn kritiek ook moeten opmerken dat zo’n interview voor de betrokken overlevende wel degelijk belangrijk kan zijn en dat is ook waardevol.

Bij het Spielberg-project stond echter voorop dat de interviews van groot belang zouden zijn als de laatste overlevende niet meer onder ons zou zijn. Om Holocaust-ontkenners het hoofd te bieden, zouden deze interviews een grote rol kunnen spelen, zo was de gedachte.

Is het dan cynisch van mij dat ik denk dat de tik-tok-generatie wellicht een paar seconden naar zo’n interview van bijna dertig jaar geleden zal kijken en dan verder zapt?

Ik ben in 1995 betrokken geweest bij het begin van de Nederlandse versie van het Spielberg-project en hield een lezing voor diegenen die zouden gaan interviewen. Ik eindigde met de opmerking dat kennis mij beter leek dan empathie en dat werd mij door de organisatoren niet in dank afgenomen. Empathie was juist noodzakelijk en te veel kennis zou geen beter interview opleveren. Ik ken ook een paar gerenommeerde journalisten die zich hadden opgegeven als interviewer, maar die afgewezen waren.

De overlevende moest praten en niet in de rede worden gevallen en niet op eventuele  inconsequenties worden gewezen. De interviews leken dan ook meer als therapeutische sessies bedoeld en eindigden altijd met een positief shot van de geïnterviewde met al zijn kinderen en kleinkinderen. Dat mag natuurlijk allemaal, maar de Holocaust-ontkenners krijg je er niet mee stil.

Historici, en journalisten, hebben de plicht kritisch met hun bronnen om te gaan, of het nu schriftelijke bronnen zijn of mondelinge getuigenissen. Dat geldt voor alle aspecten van de moderne geschiedenis, inclusief de Holocaust.

Enkele jaren geleden kwam Dirk Mulder, de toenmalig directeur van Herinneringscentrum Kamp Westerbork, na uitvoerig onderzoek tot de conclusie dat de veewagens die als transportmiddel hadden dienstgedaan, in werkelijkheid goederenwagens waren. Bovendien stelde hij dat zeker zestig procent van de Joden met passagierstreinen waren gedeporteerd: zeker, oude en afgeschreven wagens, maar geen goederen- en dus zeker geen veewagens. Het was al eerder opgeschreven, maar niet zo gedetailleerd. De opwinding in (Joods) Nederland was groot en ‘Holocaustontkenner’ was de vriendelijkste verwensing die hij toegevoegd kreeg. Wat wist hij er nou van? Was hij zelf op transport gesteld? En de overlevenden hadden toch niet gelogen?

Maakt een ander vervoer de Sjoa minder erg? Natuurlijk niet, zelfs als Joden per limousine naar Auschwitz waren vervoerd, was dat om hen daar te vermoorden.

Ben ik dan tegen interviews met overlevenden? Zeker niet en er zijn genoeg goede voorbeelden, zoals bijvoorbeeld het Fortunoff Video Archive for Holocaust Testimonies in Yale. Het NIOD heeft vlak na de oorlog ook kampoverlevenden geïnterviewd om kennis te vergaren over die afgrijselijke periode, maar niet als psychosociale case.

Mijn eigen ervaring met interviewen is dat hoe meer je over het onderwerp weet, hoe beter het gesprek wordt, omdat de geïnterviewde dan niet op de automatische piloot gaat praten. Ze gaan veel dieper in hun geheugen graven als ze merken dat je je best gedaan hebt. Dat betekent niet dat het dan gemakkelijker gaat: na een paar interviews was ik de rest van de dag wel uitgeteld.

Waarom sta ik zo op werkelijkheidsweergave als de overlevenden ‘andere verhalen’ hebben? Het antwoord is simpel:  als je de Holocaust wilt verdedigen tegen neonazi’s, en helaas is dat nog steeds nodig, moet je ze geen ammunitie geven.

En dat doe je als je het onbelangrijk vindt of overlevenden delen van Schindler’s List napraten of met waargebeurde verhalen komen. Door niet door alles voor waar aan te nemen,  neem je ze ook serieus.

Lees ook:
Een softe coup van Defensie? – column David Barnouw

‘Tijdens en na de oorlog werden kinderen vooral als onschuldig slachtoffer gezien en op oorlogsmonumenten staan ze er altijd zielig bij, met hun moeder, maar zonder hun vader. Na de oorlog werden kinderen ook altijd meegenomen naar 4 mei-bijeenkomsten; al of niet klassikaal bloemen leggen bij het lokale oorlogsmonument…’

Logo Maror.

Deze column is mede mogelijk gemaakt door Stichting Maror.

Categorie: |

Home » Nieuws » Interviewen is vakwerk – column David Barnouw