Jacob Israël de Haan – column Boris Dittrich

Boris Dittrich

In Jeruzalem was ik op een dag in augustus op een missie. Voor het begin daarvan neem ik u mee naar Amsterdam. Naar de Westermarkt. ‘Naar vriendschap zulk een mateloos verlangen’. Het is een dichtregel op het homomonument van Jacob Israël de Haan. Ik was gegrepen door de emotie in de dichtregel en begon thuis te lezen over De Haan. Hij was schrijver, dichter, journalist, jurist en zionist. Wat een fascinerend leven!

Jacob Israël de Haan was homo en kwam daar aan het begin van de twintigste eeuw voor uit.  Een gewaagde keuze. Zijn roman ’Pijpelijntjes’ gaat over zijn leven in de Amsterdamse Pijp, waar hij omfloerst schreef over zijn homoseksuele avonturen met mannen. Het leidde tot zijn ontslag als onderwijzer.

In 1919 emigreerde hij naar Jeruzalem. Hij is dan nog zionist, maar wordt actief bij de Edah HaChareidis, de rabbinale organisatie van traditionele orthodoxe Joden van Jeruzalem en het Heilig Land. Zij zijn fel antizionistisch. De Haan wordt een van de politieke leiders van de Edah HaChareidis en komt lijnrecht tegenover de seculiere zionisten te staan die dromen van de staat Israël. Het is een onrustige tijd met veel tegenstellingen. Jacob neemt geen blad voor de mond en dat wordt hem fataal. Op de trappen van het Sja’arei Tsedek-ziekenhuis op Jaffa Road wordt hij staande gehouden door een man. “Hoe laat is het?” vraagt deze. Jacob die net uit de synagoge kwam, kijkt op zijn klokje. Dan schiet de man drie keer op hem. Ter plekke overlijdt Jacob aan zijn verwondingen.

We spreken over 1924. Het was de Hagana, de seculiere zionistische organisatie die had besloten De Haan te vermoorden. Decennia later zou de moordenaar, Tehomi, in een interview verklaren: “Ik heb gedaan wat de Hagana besloten had… Ik heb geen spijt, want hij wilde ons hele zionistische idee verwoesten.” De moordaanslag wordt alom gezien als de eerste politieke moord op een Jood in Palestina.

Terug naar het nu en naar mijn missie. Mijn man ging met me mee naar Jeruzalem. We liepen over Jaffa Road. Ik wilde de plek zien waar Jacob Israël de Haan is vermoord. “Je hebt een morbide belangstelling,” foeterde mijn man terwijl we dapper voortploegden, want Jaffa Road is lang, zeker in augustus in de brandende zon. Het was warm. Heel warm. Extreem warm.  

“Ik hoef die plek ook niet te zien eigenlijk,” zei ik grootmoedig, toen ik op Google Maps zag hoever het nog lopen was. Dorstig ploften we op het terras van een café neer. Het was moeilijk om de aandacht van de jonge ober te trekken die in zijn eentje alle tafeltjes moest bedienen. Ook in Israël is een personeelstekort.

Als we in het Hebreeuws en Engels bestellen, zegt hij opeens: “Ik spreek ook Nederlands hoor.” Het klinkt een beetje houterig. Verrast kijken we hem aan. “Mijn moeder komt uit Amstelveen, mijn vader is Israëli.” Af en toe moet hij naar een woord zoeken. “Toen ik vijf was zijn we naar Jeruzalem geëmigreerd.”

Ik vraag hoe hij heet. “Jacob,” zegt hij en hij geeft ons een treurige glimlach, terwijl hij naar de keuken loopt om onze bestelling door te geven. Als hij onze vegan salades brengt, vraag ik hem: “Heb je over Jacob Israël de Haan gehoord. Hij is in deze straat vermoord in 1924.”

Weer die treurige glimlach die me nu onrustig begint te maken.
“Ik mag daar nu niet over praten. Het is te druk.”

Schichtig kijkt hij om zich heen. En op dat moment wist ik het zeker. De geest van Jacob Israël de Haan waart nog rond op Jaffa Road in Jeruzalem. Of was ik door de hitte bevangen?

Lees ook:
Einstein op de fiets – column Boris Dittrich

‘Jaren geleden, toen ik nog in New York woonde, ging ik naar ‘Einstein on the Beach’, een opera van Philip Glass. Prachtige muziek, maar ik vond de titel iets van heiligschennis hebben. Laat Einstein met rust! Mijn verbazing was dan ook groot toen ik onlangs in Jeruzalem de campus van de Hebreeuwse Universiteit op kwam lopen. Daar stond een grote, geplastificeerde zwart-wit foto van Albert Einstein op een grasveld…’

Logo Maror.

Deze column is mede mogelijk gemaakt door Stichting Maror.

Categorie: |

Home » Columns en opinie » Jacob Israël de Haan – column Boris Dittrich