Kans voorbij laten gaan – column Hanneke Gelderblom

Hanneke Gelderblom
Beeld: K. Rijken

Het burgerlijk huwelijk in het stadhuis heeft plaatsgevonden, in Nederland een bindend voorschrift, en daar staan ze dan een stralende bruid in het wit en een ernstig maar ook blij kijkende echtgenoot, klaar voor de kerkelijke inzegening. In Joodse kringen gebeurt dat onder het huwelijksbaldakijn. Beiden zijn het eens over het uitgangspunt: samen tot de dood ons scheidt.

Jammergenoeg blijkt dat mooie principe niet altijd op te gaan. Wanneer daarvan om welke reden niet veel meer over is, wil men niet samen verder. Scheiden dus.

In de patriarchale denkwereld, waar de meeste religies nog steeds in verkeren, geldt het principe ‘de man trouwt de vrouw’. En wanneer echtelieden van elkaar af willen, geldt dat de man hierbij de cruciale rol in handen heeft. Alleen hij heeft het recht het religieuze huwelijk te laten ontbinden, een get te geven, zoals dat in de Joodse wereld heet. De vrouw heeft zijn toestemming nodig. Geen get, geen ontbinding.

Gelukkig geldt in Nederland het principe van scheiding tussen kerk en staat. Een echtscheidingsprocedure wordt via de rechter geregeld. Het huwelijk wordt beëindigd en allerlei fundamentele zaken worden vastgelegd zoals de gedeelde pensioenaanspraken, alimentatieverplichting en een omgangsregeling met de kinderen. Maar door het principe van scheiding van kerk en staat gaat dat niet op voor het religieuze deel van de verbintenis. Zolang de man weigert toestemming – de get – te geven zit de vrouw vast.

Al jarenlang pleiten Joodse vrouwenorganisaties bij het rabbinaat voor een uitweg, zonder veel succes. Er zijn gevallen bekend van vrouwen wier man in de oorlog is omgekomen, maar van wie men niet weet waar en of hij begraven is. In dat geval zit de vrouw ook ‘vast’ en wel voor de rest van haar leven, ‘want’, zo redeneren ultraorthodoxe rabbijnen, ‘hij heeft geen toestemming gegeven, dus ik, rabbijn, sta machteloos’.

De gevolgen van het weigeren een get te geven zijn voor de vrouw vaak rampzalig. Ofschoon men niet meer samenwoont gunt de man haar vaak geen nieuw begin. En wanneer zij toch hertrouwt zijn de kinderen uit dat tweede huwelijk wel Joods maar gelden er voor hen allerlei beperkingen  binnen de Joodse gemeenschap.

Wetswijziging
In Nederland is jarenlang over dit probleem overleg gevoerd, tot de Hoge Raad aan toe. Onlangs werd in de Tweede Kamer een wet over de problematiek van de ‘gevangen vrouw’ aangenomen, waarbij van regeringszijde door minister Sander Dekkers over het Joodse religieuze huwelijk en de consequenties daarvan intens met het orthodoxe rabbinaat is overlegd. De uitkomst: de rechter kan de man verplichten zich tot de rabbijn van zijn keuze te wenden om zo de ontbinding te laten regelen, maar de manier waarop is aan het rabbinaat. Komt de man deze verplichting niet na, dan pleegt hij een onrechtmatige daad jegens zijn echtgenote en kan hij daarvoor worden bestraft. Op deze manier blijft de staat buiten de praktijk van het religieuze huwelijk,  zoals de scheiding van kerk en staat dat voorschrijft.

Het Nederlandse opperrabbinaat heeft zich richting verantwoordelijke VVD-minister Sander Dekker verheugd uitgelaten over deze mogelijkheid. Aan hun rabbinale gezag wordt immers niet getornd. Maar welke garantie is er eigenlijk dat het Beth Din –  de Joodse rechtbank –  of de rabbijn de man na deze gerechtelijke uitspraak nu wel zal verplichten een get procedure te starten? Is dit geen schijnoplossing? Wat gebeurt er wanneer de man of de rabbijn ondanks de uitspraak van de rechter blijft weigeren mee te werken?

Daarnaast zie ik nog een ander levensgroot probleem. Wat gebeurt er wanneer de man verdwijnt, spoorloos is, of bij voorbeeld  naar New York of Israël uitwijkt? Schrijft de Nederlandse regering dan een opsporingsbevel uit? Vraagt men om zijn uitlevering? Ik betwijfel het, want hoe groot is het Nederlandse ‘belang’ daarbij, wat is het Den Haag waard?

Kans gemist
En, zeg ik als Joodse vrouw: wij hebben een kans voorbij laten gaan om deze patriarchale manier van doen, waarbij de vrouw nog steeds als handelingsonbekwaam wordt beschouwd, te beëindigen.
Er is namelijk een veel eenvoudigere oplossing, zoals die wordt toegepast bij een huwelijk volgens de progressief Joodse wijze. Hier wordt een religieus huwelijk pas ingezegend nadat beide echtelieden het choepa-contract getekend hebben waarin zij beiden de verplichting op zich nemen dat om, wanneer een van de twee om welke reden dan ook een einde wenst te maken aan het huwelijk, de ander dat niet zal verhinderen.

Een dergelijke regeling hoort thuis in de 21ste eeuw.

Het zou in de gehele Joodse gemeenschap bekend moeten zijn en aan Joodse middelbare scholieren uitgelegd moeten worden dat zo’n wederzijds getekend choepa-contract mogelijk is en dat er geen inhoudelijke bezwaren zijn. Het is alleen afwijkend van wat al eeuwenlang de gewoonte is.

Eerste Kamer aan zet
Ik had het wenselijk gevonden dat bij het wetsontwerp in de toelichting  op deze eigentijdse mogelijkheid gewezen zou zijn, met minder nadruk op deze schijnoplossing.
Een mooie gelegenheid voor de Eerste Kamer, waar dit wetsontwerp nog besproken moet worden, om te beoordelen of dit voorstel een oplossing biedt wanneer de man weigert mee te werken. En of het wel aangenomen kan worden zonder dat in de toelichting duidelijk op deze veel meer eigentijdse oplossing gewezen wordt.

Lees ook:
Censuur, de eerste stap naar dictatuur – column Hanneke Gelderblom

‘Gelukkig is er in Nederland vrijheid van religie en levensbeschouwing, denk ik geregeld. Die vrijheid is er niet alleen voor mij, maar voor iedereen en dat maakt het zo mooi. Wel wordt verwacht dat mensen die vrijheid niet alleen bij anderen eisen, maar ook aan die anderen geven...’

Logo Maror.

Deze column is mede mogelijk gemaakt door Stichting Maror.

Categorie: |

Home » Nieuws » Kans voorbij laten gaan – column Hanneke Gelderblom