Geld voor Holocaustmuseum en Namenmonument
Het kabinet trekt miljoenen euro’s uit voor de ondersteuning van het Nationaal Holocaust Museum in Amsterdam en het nog te bouwen Namenmonument, dat ook in de hoofdstad komt te staan, zo meldt Het Parool. Het museum krijgt 5,6 miljoen euro. Aan de aanleg van het Namenmonument draagt de regering 2,3 miljoen euro bij.
Staatssecretaris Martin van Rijn, die binnen het kabinet zorg draagt voor oorlogsslachtoffers, maakte de extra financiering vrijdag bekend. “102.000 keer moord op Nederlandse Joden, Roma, Sinti…dat is eigenlijk niet te bevatten,” aldus Van Rijn. “Het blijft daarom tot in de lengte der dagen onze plicht om te herinneren en te herdenken. Ik verwelkom deze nieuwe plaatsen van herdenking en bezinning en steun deze initiatieven van harte.”
Het Nationaal Holocaust Museum opende vorig jaar zijn deuren. Het museum zit in de voormalige Hervormde Kweekschool, tegenover de Hollandsche Schouwburg. Vanuit dat gebouw werden tijdens de oorlog tienduizenden joden naar de vernietigingskampen van de nazi’s gedeporteerd.
Het Joods Cultureel Kwartier, dat het museum en de Hollandsche Schouwburg beheert, reageert verheugd. “Het is vooral een fantastisch uitgangspunt voor de verdere ontwikkeling van het museum en de start van onze nationale en internationale wervingscampagne,” zegt directeur Emile Schrijver.
Jacques Grishaver van het Nederlands Auschwitz Comité stelt dat met het extra geld het Namenmonument “Een zeer grote stap dichterbij is gekomen.” Het Namenmonument is zeer omstreden in de Joodse gemeenschap. In een opiniestuk in het NIW concludeerde NIK-secretaris Ruben Vis: “Voor dode Joden is altijd geld. Liever vijf miljoen voor Joodse dagscholen, dat is levend jodendom.” Oud-JMW-voorzitter Harry van den Bergh schreef in een column: “Ik kan mij niet voorstellen dat een nieuw monument leidt tot een prijskaartje van vijf miljoen euro. En dat in een Joodse gemeenschap waar om financiële redenen klassieke monumenten als de bejaardenzorg omvallen en waar nog altijd gebrek is aan een stevige infrastructuur van duurzame voorzieningen.”