Overmaat – column Raya Lichansky

Raya Lichansky (courtesy)
Raya Lichansky (courtesy)

Columnist Raya Lichansky ontdekte meer dan tien jaar geleden dat ze Joodse wortels heeft en weet steeds meer over haar identiteit. Sinds 7 oktober heeft ze een nieuwe ontdekking gedaan. ‘Ik ben bang, de opborrelende haat tegen Joden raakt ook mij, ook al heb ik geen mezoeza aan de deur en kennen hier in Friesland slechts weinig mensen mijn levensverhaal’.

De eerste zaterdag van oktober was de enige vrije dag tussen mijn partners twee vroege en drie avonddiensten in – we sliepen uit, ontbeten uitgebreid en verheugden ons op uren tijd voor ontspanning. Zo’n cadeautje iedere keer weer, maar toen denderde de realiteit in Israël ons vredige bestaan binnen. De elkaar in razend tempo opvolgende berichten met steeds gruwelijker beelden en verbijsterender aantallen slachtoffers waren niet te bevatten, toen niet, en eerlijk gezegd ook nu nog steeds niet.

Ik belandde in een draaikolk van emoties, van woede, verontwaardiging, ongeloof en zinloze wraakzucht tot onzekerheid en angst. In de eerste dagen na 7 oktober, toen de wereld zich steeds heftiger in twee tegenpolen opdeelde, er in de opstelling ‘wie niet voor mij is, is tegen mij’ nauwelijks nog grijstinten leken te bestaan en sociale mediagebruikers die niet meteen stelling namen werden weggezet als pro-Palestijns en dus anti-Joods, groeide een gapende kloof.

‘Ja maar’, ‘de nuance’, ‘perspectief’, ‘het was te verwachten’; ik ging discussies uit de weg en trok me terug op ons terpje in Leeuwarden. We vermeden de praatprogramma’s op televisie, keken niet meer dan één keer per dag naar het journaal en kozen zorgvuldig onze nieuwsbronnen. Ik schoonde mijn vriendenlijst op – ongelofelijk hoe gemakkelijk mensen die ik toch altijd hoogachtte, opeens abjecte meningen bleken te hebben – en voorzag Femmetje de Wind en haar vriendinnenclub via Facebook van lieve foto’s van onze vredig slapende poes Milly.

Maar de terp bleek niet hoog genoeg om mijn struisvogelkop effectief in te verstoppen. Dat merkte ik aan een groeiend onbestemd gevoel, veroorzaakt door de berichten over onverbloemd antisemitisme die me ondanks alles toch bereikten. Ik, die nog niet eens tien jaar weet heb van mijn Joodse wortels, moest een waarheid onder ogen zien: ik ben bang, de opborrelende haat tegen Joden raakt ook mij, ook al heb ik geen mezoeza aan de deur en kennen hier in Friesland slechts weinig mensen mijn levensverhaal.

Ik ben kort na de oorlog geboren en heb me nooit bedreigd gevoeld, maar aan die gelukzalige onschuld is nu wel een eind gekomen. Opeens herinnerde ik me een voorval uit februari 1984. Ik was hoogzwanger van mijn tweeling en had mijn moeder aan de telefoon. “Weet je nu al hoe jullie ze gaan noemen?” “Nou”, zei ik, “we vinden Rosa en Judith mooie namen.” “Maar kind, die klinken wel erg Joods!” Waarop ik antwoordde: “Maakt toch niet uit? En bovendien, het zijn jongens hoor, dus maak je maar geen zorgen!”

Twee maanden later zette ik Simon en Jacob op de wereld. Commentaar op de namen kwam er niet, maar ik realiseer me dat ze geweten moet hebben wat er met de familie van mijn vader in Riga gebeurd is. Van mijn halfbroer Salaman en mijn halfzus Ella en mijn ooms en tantes, nichtjes en neefjes heeft niemand de slachtpartij in het bos van Rumbula in Letland eind november 1941 overleefd.

In het beangstigende heden komt het vreselijke verleden wel erg dichtbij, en die nabijheid heb ik niet eerder zó beklemmend ervaren.

Logo Maror.

Deze column is mede mogelijk gemaakt door Stichting Maror.

Categorie: |

Home » Nieuws » Overmaat – column Raya Lichansky