P.C. Hooftprijs voor Marga Minco krijgt bittere bijsmaak
Toen schrijfster Marga Minco (99) te horen kreeg wie de voorzitter was van de P.C. Hooft-stichting die haar de befaamde P.C. Hooftprijs zou toekennen, moest ze even slikken. Het bleek de kleinzoon te zijn van de mensen die haar familie na de oorlog hebben beroofd. De man, die in 1951 geboren is, was zich van geen kwaad bewust. Voor Minco was het een hard gelag, maar om de euforie van het moment van de bekendmaking – afgelopen december – niet te bederven, maakt haar woordvoerster dit bittere feit nu pas bekend.
Dit alles meldt dagblad Trouw in een exclusief artikel, waarin de jongste dochter van Minco als woordvoerder aan het woord komt. “Het is een bizar toeval. Als je dit zou verzinnen, zou niemand het geloofwaardig vinden,” zegt dochter Jessica Voeten in de krant. Afgelopen december koos de P.C. Hooftstichting ervoor om Minco met de oeuvreprijs te eren. Zodoende wilde stichtingsvoorzitter Gillis Dorleijn, tevens hoogleraar moderne Nederlandse letterkunde in Groningen, haar het nieuws zelf telefonisch vertellen. Maar dat leek de schrijfster geen goed idee, ‘ook voor hem niet’.
Zonder dat Dorleijn zich ervan bewust was, blijkt hij de kleinzoon te zijn van een Amersfoorts echtpaar dat gedurende de Tweede Wereldoorlog een deel van de huisraad van de Joodse familie Minco in bewaring nam. Na de bevrijding pikte deze familie alle spullen in. Marga Minco, de enige overlevende, vroeg alles tevergeefs terug. Omdat haar ouders waren weggevoerd en vermoord, viel alles automatisch aan de bewaarders toe, zo redeneerden de Dorleijns. Minco kreeg de spullen nooit meer terug en moest berooid verder. In 1957 scheef ze er een verhaal over, waarin ze de naam van de Dorleijns aanpaste.
De dochter van Minco hield de connectie aanvankelijk stil, schrijft Trouw. “Anders zou het in de pers alleen nog maar dáárover gaan. En dan waren al die mooie stukken over mijn moeders werk niet geschreven,” verklaart ze in de krant. De schrijfster had vrede met de stilte. ‘Hij kan er niets aan doen,’ zei ze toen ze de naam van de bestuursvoorzitter hoorde. Waarom zou ze hem dan aan de schandpaal nagelen?
Niettemin bleef het knagen, zeker nadat de dochter de naoorlogse briefwisseling tussen haar moeder, de officiële instanties en de Dorleijns had bestudeerd. Marga Minco en haar man Bert Voeten werden indertijd aan hun lot overgelaten, ook door de overheid. Ze waren ‘zo arm als kerkratten’, vertelt de dochter in de krant, maar kregen geen hulp bij het terugvorderen van hun bezittingen. “Bij ons in de familie kenden we dit verhaal allang. Veel andere Joden hebben iets vergelijkbaars meegemaakt. Maar bij niet-Joden in Nederland is het historisch besef hierover beperkt. Daarom wilde ik het alsnog in z’n geheel vertellen.”
Toen de P. C. Hooft-stichting na het bekend maken van de winnaar het traditionele boekje met het juryrapport ging vormgeven, bleek dat een mooie gelegenheid. Dochter Voeten, tevens werkzaam als journalist, schreef in het boekje een tekst waarin ze uitgebreid vertelt over wat er na de oorlog gebeurd is. Daarna komt het juryrapport en vervolgens komt het oorspronkelijke verhaal. Gillis Dorleijn schrijft ook iets persoonlijks in het boekje. Net als andere kleinkinderen is hij ‘beschaamd’ en ‘bijzonder ontsteld’. ‘De onverkwikkelijke geschiedenis vond plaats vóór ieder van ons geboren was, maar heeft ons na driekwart eeuw pijnlijk geraakt en maakt ons in feite sprakeloos’. Hij heeft Minco een brief geschreven, maar daarover niets aan de krant kwijt. Minco vindt het oké zo. Ze doet niet graag dramatisch en ziet een gesprek met Dorleijn niet als zinvol.
Waardeert u dit artikel?
Doneer hier dan een klein bedrag. Jonet.nl is een journalistiek platform dat zonder giften niet kan bestaan. Wij danken u bij voorbaat.
Wil je meer informatie of een hoger bedrag doneren? Ga naar jonet.nl/doneren