Toen Israël nog populair was – column Awraham Meijers

Awraham Meijers
Facebook

De jaarlijkse riedels van ‘goede voornemens voor het nieuwe jaar’ zijn weer losgebarsten. Niet meer roken, niet meer (zoveel) drinken, minder (nou ja, iets minder) eten, meer (of juist minder) aandacht voor het milieu, minder aandacht voor ijdele lieden die aan spraakdiarree lijden, zoals een Thierry Baudet, en meer (veel meer) vriendelijkheid ten opzichte van mijn omgeving opbrengen. Tja. Ook ik heb goede (?) voornemens, namelijk om in het nieuwe jaar weer te gaan roken. Maar ik weet nu al dat daar toch niets van komt.

En nu even serieus. Tegen het eind van het jaar wil ik weleens openhartig zijn: Vanaf half december geef ik – weliswaar schoorvoetend – vrijpostige opmerkingen en dito antwoorden in de trant van: ‘Nou, ik heb eerlijk gezegd liever geen kalkoen dit jaar, taaie krengen’. Of: ‘Schat (tegen mijn vrouw) haal niet te veel eten in huis. Mijn dikke buik komt niet door weinig eten, weet je wel? ‘ Of: ‘Schat (mijn vrouw dus) Ik zou het niet fijn vinden als je dit jaar C. en A. met Oud en Nieuw uitnodigt. Je weet dat ik niet zo kapot van C. ben’. Of: ‘Als wij met oudejaarsavond worden uitgenodigd door A. en C. dan zeg jij maar dat we helaas al bij andere vrienden zijn uitgenodigd’. Of: ‘Schat, ik hou van je – Toch? Echt wel. Maar koken kun je beslist niet’.
Eerlijkheid, kort en krachtig zeggen waar het op staat, al is het enkel maar tijdens de laatste twee weken van het jaar.

En dan nog een openhartigheid, exclusief voor Jonet: In de jaren zeventig van de vorige eeuw was ik behoorlijk in trek bij meiden van het andere geslacht – of hoe zeg je dat netjes? Daarbij ging mijn voorkeur uit naar studentes van de Academie voor Beeldende Kunsten in mijn toenmalige woonplaats Arnhem. Wat een leven! Man man!

Ik was sinds 1969 weer vrijgezel en had, nu ik zonder juk door het leven kon gaan, de behoefte om leuke mensen van uitsluitend de vrouwelijke sekse te ontmoeten en daar stoute dingetjes mee te doen. En dat lukte wonderwel. Zeker weten.

Was ik toendertijd dan zo’n Adonis? Zo’n ellenlange zongebruinde man met een perfect sixpack, spierballen waar je U tegen zegt en een roestvrijstalen kaaklijn waardoor andere mannen groen van nijd werden en vrouwen bij zwijmelen? Nee hoor, dat alles ontbeerde ik. Maar ik had een geheim wapen. Grappig is dat dit, vreemd genoeg, pas later tot mij doordrong. Het zat zo: In die tijd was Israël waanzinnig populair – je kunt je dat vandaag nauwelijks nog voorstellen. Grote namen als Chaim Weizmann, David Ben Gurion, Golda Meïr, Moshe Dayan en Levi Eshkol waren voor zowel politiek links als rechts voorbeelden van hoe het in de wereld zou moeten gaan. En natuurlijk de kibboetsiem, coöperatieve samenlevingen waar men ‘met blote handen’ – malariamuggen trotserend – moerassen bedwong. Waar het mooiste fruit van de wereld werd geteeld. Waar dorre woestijnen werden omgetoverd tot groene oases. Waar jong en oud ’s avonds en in de weekends, na gedane arbeid, de Horrah danste. En dan hebben we het nog niet eens over Tsahal (het leger) waar fiere mannen en vrouwen garant stonden voor de veiligheid van hun land. Israëlische militairen liepen zwaarbepakt mee in de Vierdaagse en men kwam vanuit ons hele land speciaal voor die sympathieke stoere helden naar Nijmegen.

Kortom; Israël was ook in ons land extreem Salon- und Strassefähig. En al dat positieve straalde glansrijk op de individuele Nederlandse Joden af, al hadden ze nimmer een voet in het Heilige land gezet.

Ik had dat wel! Heb daar bijna vijf jaar gewoond, maar verteerd door heimwee naar Nederland ben ik op mijn schreden teruggekeerd. Aangezien ik Joods ben, in Israël de Horrah heb gedanst en malariamuggen met blote handen de nek om had gedraaid ‘lag ik lekker in de markt’. Aanvankelijk dacht ik dus een aantrekkelijk lekker ding te zijn, tot die bewuste nacht die ik nooit zal vergeten. Ik lag in bed met H. een aantrekkelijke blonde meid en was er tot op dat moment nog steeds van overtuigd een ware Adonis te zijn. En nu komt het. Of beter gezegd: H. ‘kwam’. En op dat moment suprême begon ze ‘Hava Naqiela Hava’ te zingen. Te schreeuwen. Op mijn onthutste: ‘Waarom toch?’ was haar antwoord dat ze er trots op was dat ze met een heuse Jood had gevreeën. Ja, een ware Zionist. Ja, een Israëliër. Een malariamuggenverdelger. Ja, een fruitteler. Ik bedoel een gelovige chassied. En bovenal jouw heftige Hebreeuwse zuil, weet je wel. Besneden… Nou ja, ik ben een fan van Moshe Dayan en Yitzhak Rabin, begrijp je. En daarom… Nou ja”.

Na die woorden verliet Adonis voorgoed mijn gekrente ego. Toen ik over dit filosemitisch voorval aan mijn uiteraard Joodse psychiater vertelde, barstte hij in onbedaarlijk huilen uit. Achenebbisj. Eenmaal weer bedaard, vertelde hij ruim 20 jaar getrouwd te zijn: “En al die jaren wanneer mijn niet-Joodse vrouw Maria een orgasme krijgt, zingt – nee schreeuwt – ze het Hatikwa. Alle negen coupletten”.

Ik wens alle Jonetters een gezellige chanoeka, kerst en een goed en gezond 2020.

Logo Maror.

Deze column is mede mogelijk gemaakt door Stichting Maror.

Categorie: |

Home » Nieuws » Toen Israël nog populair was – column Awraham Meijers