‘Verdwenen stad’ – filmrecensie

Verdwenen stad, still (beeld: Periscoop Film)

Met de opening van het Holocaust museum, vorig weekend, wordt een stuk verdwenen Joods Amsterdam weer in de stad teruggezet. De documentaire Verdwenen stad van Willy Lindner – die niet toevallig sinds deze week in de bioscoop te zien is – sluit daar naadloos op aan.

Uit een onderzoek naar het Holocaust-bewustzijn begin 2023, door de Amerikaans-Joodse belangenorganisatie Claims Conference, bleek dat in Nederland maar liefst een kwart van de mensen onder de veertig de moord op zes miljoen Joden in de Tweede Wereldoorlog op zijn minst bagatelliseerde. Hoewel de betrouwbaarheid van het onderzoek aan alle kanten werd bekritiseerd, zorgde het wel voor hernieuwde aandacht om iets te doen aan het opkomend antisemitisme. Zo kondigde het kabinet vorig jaar aan om het onderwijsprogramma over de Holocaust te verbeteren en bezocht Femke Halsema, burgemeester van Amsterdam, met een groep jongeren Auschwitz om juist voor deze groep de gevolgen van antisemitisme invoelbaar te maken. Naast het nieuwe Holocaust museum past nadrukkelijk ook de film Verdwenen Stad in de behoefte vanuit de Joodse gemeenschap om de verhalen van zowel het voorbije Joodse leven als de gruweldaden levend te houden.

Sjoa als drijfveer

Documentairemaker Willy Lindner kan met recht een chroniqueur van de Holocaust en het Jodendom worden genoemd. De afgelopen decennia maakte hij hier tientallen films over, die vooral op tv goed werden bekeken. Zelf werd hij geboren in 1946, maar de Tweede Wereldoorlog en de Sjoa drukten een groot stempel op zijn leven. Zijn Joodse ouders kwamen vanuit Polen en Oekraïne naar Amsterdam en overleefden de oorlog door onder te duiken in de Achterhoek. Deze en andere persoonlijke verhalen vormen nog altijd de drijfveer voor Lindner om ook nu nog films te maken, vaak voor een breed publiek. Voor zijn nieuwste film Verdwenen stad verdiepte hij, samen met schrijver Guus Luijters, zich in de rol die de Amsterdamse tram in de bezettingsjaren speelde bij de deportatie van Joden. En dat leverde meteen nieuws op.

Lijn acht

Uit een onderzoek dat Lindwer en Luijters deden voor de film, bleek dat het Amsterdamse Gemeentevervoerbedrijf (GVB) geld verdiende aan de speciale tramritten waarmee Joodse Amsterdammers werden vervoerd naar treinstations, om vanuit daar op transport te worden gesteld naar concentratie- en vernietigingskampen. Zelfs na de bevrijding zette het GVB een incassobureau in om de rekeningen van de laatste ritten te innen. Hieronder viel ook de rit met Anne Frank en haar familie. De meest beruchte tram die voor de transporten gebruikt werd, was lijn acht. In de film rijden Lindwer en Luijters in een van deze oude tramstellen door het Amsterdam van nu, langs beladen en ‘schuldige’ plekken als de Hollandse Schouwburg en de Beethovenstraat. Het geeft een macaber idee van de laatste beelden die de weggevoerde Joden van de stad hebben meegekregen. Van de 80.000 Amsterdamse Joden zijn er 63.000 weggevoerd en vermoord, waarvan zo’n 48.000 met de tram.

Rijkheid

De film Verdwenen stad focust niet alleen op de vele deportaties en de rol die het GVB hierbij speelde, maar laat ook – haast terloops – de rijkheid van het vooroorlogse Joodse leven in de hoofdstad zien. Lindwer laat ook beelden van bepaalde plekken toen en nu in elkaar overvloeien, zodat je als kijker nog meer de verhalen wordt ingezogen, en zorgt er ook voor dat je met andere ogen naar de stad van nu gaat kijken.

Veel nieuwe inzichten levert de film niet op. Zelfs het feit dat veel organisaties goed hebben verdiend aan de Duitse bezetting, is al vaker onderzocht. Maar door heden en verleden met verhalen te verbinden, eert Willy Lindwer de omgebrachte Joden en hun cultuur. En dat is een groot goed, zeker in deze gepolariseerde tijd.

Verdwenen stad’ draait sinds 14 maart in de Nederlandse filmtheaters. Er is ook een gelijknamig boek over verschenen.

Verdwenen Stad, beeld: Periscoop Film
Categorie: | |

Home » Cultuur » Film » ‘Verdwenen stad’ – filmrecensie