Wat wist wie wanneer? – gastcolumn Renée Citroen

Renée Citroen

Wat wist wie wanneer? Deze vragen worden gesteld door verschillende wetenschappers en schrijvers, nu weer door David Barnouw in zijn column van 8 mei ‘Wir haben es nicht gewusst’ op Jonet.nl. Onlangs verscheen het tweede boek van Bart van der Boom, dit keer over de Joodse Raad. Zij zouden niets hebben geweten van het lot van de gedeporteerde Joden. Eerder schreef hij over de Nederlanders die in de oorlog volgens hem ook van niets wisten, met als titel ‘Wij weten niets van hun lot’.

Waarom worden deze vragen gesteld? Is men oprecht benieuwd naar de correcte geschiedschrijving of zit er wat anders achter?

Ik was in het weekend van 7 en 8 mei in Berlijn in het kader van ‘Denkmal am Ort’, de Duitse Open Joodse Huizen. Dit is gebaseerd op ‘Open Joodse Huizen’, het initiatief van mijn zuster Denise Citroen in samenwerking met het Joods Cultureel Kwartier, om de verhalen over de slachtoffers van de Sjoa te vertellen in de huizen waar zij gewoond hadden. We kwamen in mooie oude appartementen, waar de huidige bewoners of nabestaanden het verhaal vertelden van deportatie en moord, maar ook wel van een geslaagde vlucht naar Argentinië.

Wat hadden deze verhalen gemeen? Vele bewoners waren in 1938, maar ook al in 1936 ‘ausgewandert’ uit angst voor de nazi’s. Helaas was dat niet voldoende, want zij waren in Nederland, België of Frankrijk niet allemaal ontkomen aan deportatie. Waarom vluchtten zij? Zij wisten wat hen te wachten stond, omdat er al vanaf 1933 Joden vermoord werden door de nazi’s. En zij kenden natuurlijk de verhalen uit het collectieve geheugen van de Oost-Europese Joden over de pogroms en andere vervolgingen. Dit vertelden zij door aan Joden in Nederland, die dat maar al te bekend voorkwam.

Of ze van de moord door de gaskamers wisten? Is dat de cruciale vraag? Mij lijkt van niet, velen wisten in ieder geval van het grote gevaar, al wilde niet iedereen dat tot zich laten doordringen. Maar schrijvers als Bart van der Boom, en in zijn voetsporen David Barnouw, willen hiermee aantonen dat het niet de schuld van de Joodse Raad en ook niet van dé Nederlanders was dat het merendeel van de Joden werd vermoord. Barnouw citeert de pijnlijke zin die de Duitsers na de oorlog gebruikten: ‘Wir haben es nicht gewusst’. En nu dus ook de Nederlanders niet. Zo kunnen zij iedere verantwoordelijkheid ontlopen.

Barnouw vraagt zich wel af of het niet-weten de medeplichtigheid aan de Sjoa minder erg maakt. Maar hij neemt klakkeloos de redenatie van Van der Boom over. Die maakt van dat zogenaamde niet-weten gebruik om net als bijvoorbeeld Chris van der Heijden en Ad van Liempt de daden van de nazi’s en hun meelopers te vergoelijken. Dat noemde Evelien Gans z.l. de ‘nivellering’ (‘iedereen een beetje fout en iedereen een beetje goed’), iets waar zij zo heftig tegen gestreden heeft. Dat dit volgens Van der Boom mainstream geworden is in de Nederlandse geschiedschrijving is een zorgwekkende ontwikkeling.

Tijdens een bijeenkomst over het boek van Van der Boom in Spui25 (en in onder andere NRC) heeft Jaap Cohen helder kritiek geleverd: ‘Van der Boom hecht te grote waarde aan de dagboeken als historische bron. Het feit dat veel dagboekschrijvers niets over gaskamers schreven, hoeft immers niet perse te betekenen dat zij onwetend waren. Het zou ook goed kunnen dat ze bepaalde kennis verdrongen’.

Cohen vervolgt: ‘Van der Boom lijkt zeker te weten dat de niet-Joden anders zouden hebben gehandeld als zij van de gaskamers hadden geweten. Maar dat is zeer de vraag. De stelselmatige vernedering van en maatregelen tegen Joden hebben veel gewone Nederlanders er niet toe bewogen een helpende hand toe te steken. Hoe weet Van der Boom dan zo zeker dat kennis over de gaskamers een essentieel verschil zou hebben uitgemaakt? Zouden de niet-Joden dan opeens wel bereid zijn geweest risico’s te nemen? Hier is sprake van what if history, en die kun je onmogelijk hard maken.’

En ik denk na het weekend in Berlijn ook: ja, ze wisten het wél.

Auteur Renée Citroen werkte als journalist voor onder meer ‘Wordt Vervolgd’ (het blad van Amnesty International), ‘Blanes’, de ‘Benjamin’ en het ‘JonagBulletin’. Als ‘opvolgster van Henriëtte Boas’ schrijft ze geregeld ingezonden brieven in NRC Handelsblad – tegenwoordig staan haar columns op de site van Joods Educatief Centrum Crescas. Citroen is oud-bestuurslid van kerkgenootschap Beit Ha’Chidush en mede-auteur van de Sidur Ha’Chidush en ‘de Nieuwe Hagada’.

Lees ook:
Van der Boom: ‘De leden van de Joodsche Raad dachten erger te voorkomen’
Wie met enige empathie naar de Joodsche Raad kijkt, kan niet anders dan concluderen dat leden ervan geen slechte bedoelingen hadden. Dat is een van de conclusies van onderzoeker Bart van der Boom, die jarenlang historisch onderzoek deed naar de omstreden Raad, die in de bange jaren ’40-’45 een soort ‘Joodse mini-regering’ in bezet Nederland was. Na de oorlog keken overlevenden met wrok terug op de Joodsche Raad, omdat die compleet zou hebben geweten van de Sjoa. Volgens de onderzoeker was dat niet het geval.

Categorie: |

Home » Columns en opinie » Gastcolumns en blogs » Wat wist wie wanneer? – gastcolumn Renée Citroen