Feestdag – column Jessica Meijer

Jessica Meijer
SjoerdGeuke

‘Het zal niet lang meer duren, of de rituele besnijdenis staat weer op de agenda van politiek Den Haag. Al jaren staat de jongensbesnijdenis ter discussie. En de animo om dit religieus en cultureel gebruik te verbieden neemt met het jaar toe.

In 2013 stelde de Raad van Europa dat het ritueel laten besnijden van je pasgeboren zoontje een aantasting is van zijn fysieke integriteit. Ook spoorde zij alle landen aan om een “publiek debat te beginnen met het doel om kinderen te beschermen tegen aantasting van hun mensenrechten”. Sindsdien keerde de ene na de andere instantie zich in Nederland tegen dit eeuwenoude gebruik. Zo ziet de artsenfederatie KNMG de circumcisie bij minderjarige jongens als een schending van de integriteit van het lichaam. En ook “de Kinderombudsman is geen voorstander van een jongensbesnijdenis op jonge leeftijd, omdat een kind geen keus heeft en het onomkeerbaar is”.

Argumenten die een eigen leven zijn gaan leiden. Waardoor de uitkomst van het debat steeds meer neigt naar de afschaffing van een ritueel dat tot nu toe een van de meest betekenisvolle is geweest in mijn leven. Want wat mensen vaak niet weten is dat de besnijdenis – ook wel Briet Mila – juist een feestdag is.

Anderhalf jaar geleden werd mijn zoontje geboren. Voor mijn man en mij was het logisch dat we een Briet Mila zouden organiseren. Niet alleen om de toetreding van ons kind tot het Jodendom te vieren. Ook omdat wij hem op die dag volgens eeuwenoud gebruik zijn naam zouden geven. Een symbolisch gebruik dat dusdanig betekenisvol voor mij was, dat ik het maar moeilijk in woorden kan vatten.

Net na de geboorte was er zo’n oerinstinct vrijgekomen, waarin ik mijn zoontje volledig wilde beschermen en verzorgen. Ik kon hem nauwelijks aan anderen geven en daarom hield ik vrijwel al het bezoek – los van directe familie – volledig af. Zeven dagen bleven we thuis en hadden mijn man en ik de tijd om voor ons pasgeboren zoontje te zorgen. Hem liefde, warmte en voeding te geven. Zonder dat we daarbij gestoord werden door anderen.

Op de achtste dag namen we hem voor het eerst mee naar buiten. In het huis van mijn zwager hadden we onze dierbaarste familie en vrienden uitgenodigd. Het was overweldigend om iedereen bij elkaar te zien. En tegelijkertijd hartverwarmend om ons zoontje aan hen te kunnen tonen. Na de laatste instructie van de Mohel – de chirurg die de besnijdenis zou uitvoeren – gaf ik mijn zoontje aan mijn moeder, die hem op de schoot van mijn schoonvader legde. Van generatie op familie werd ons zoontje ingewijd om te worden opgevoed als Joodse man.

Meestal zijn de moeders niet in de buurt als de ceremonie zich voltrekt. Maar ik wilde het per se zien. Kijk dit is hem, dacht ik continu. Ik voelde me trots, keek naar mijn zoontje en terwijl de Mohel de laatste gebeden sprak, maakte hij zijn naam bekend. Dit is Izzy. Hij die lacht. En dat is hij vanaf dat moment blijven doen.’

Categorie:

Home » Columns en opinie » Archief Oud-columnisten » Feestdag – column Jessica Meijer