‘Altijd is er die onderstroom’ – korte geschiedenis van het antisemitisme in Amerika

Amerika
Odyssy

De anti-Joodse sentimenten die nu in Amerika steeds vaker de kop opsteken gaan verder terug. Ze zijn verbonden met de anti-immigratie- en anti-elite-gevoelens uit eind negentiende en begin twintigste eeuw. Trump en zijn aanhangers hebben een klimaat geschapen waarin het aantal ‘incidenten’ sterk is gestegen. Dit biedt een onaangename blik op de onderbuik van Amerika. Er is niet zozeer sprake van een groei van het antisemitisme als wel een groei van de bereidheid om, onder de vlag van afkeer van politieke correctheid, er ongefilterd over te babbelen, zo legt Amerika-deskundige Frans Verhagen uit.

Het Amerikaanse antisemitisme dat afgelopen maand opnieuw zijn lelijke gezicht liet zien, eerst bij de bom die naar George Soros werd gestuurd, een favoriet doelwit van rechtse haatsites, daarna bij een dodelijke aanslag op een synagoge in Pittsburgh, bestaat niet in een vacuüm. Begin 2017, net na het aantreden van president Trump, werden op een Joodse begraafplaats in University City, Missouri, meer dan honderdvijftig grafstenen omgeduwd. In Philadelphia een week later een kleine honderd.

Op Vanderbilt University in Nashville, Tennessee begon een printer, waarschijnlijk gehackt, antisemitische flyers uit te draaien. In Michigan dook een valentijnskaart met een Adolf Hitler-thema op in een goodiebag van College Republicans (die van niets wisten). Op de University of Southern California in Los Angeles stond iemand producten met swastika’s te verkopen tot hem gevraagd werd te vertrekken. De toegenomen haatpraat op universiteiten is zowel in antisemitische als in anti-moslimhoek te vinden. Volgens organisaties die dat bijhouden is het aantal bedreigingen tegen Joodse instellingen sinds begin 2017 sterk toegenomen.

Het klimaat onder Trump
Trump heeft een klimaat geschapen waarin antisemitisme van de marges van Amerika naar het centrum van alt-right is opgemarcheerd. Dat bleek in de zomer van 2017 toen de neonazi’s en white supremacy fakkeldragers een optocht hielden in Charlottesville onder de leuze: ‘Jews will not replace us’. De demonstranten droegen swastika’s en riepen “bloed en bodem”, een regelrechte nazi-kreet. Een dag later werd een van de tegendemonstranten doodgereden en raakten tientallen gewond in een uitbarsting van geweld.

Een paar dagen later hield Trump in de lobby van Trump Tower een tirade. Hij zag haat aan beide zijden en suggereerde een morele gelijkwaardigheid tussen neonazi’s en racisten en de anti-racismedemonstranten. In zijn bijna twee jaar als president – en al veel langer als kandidaat en racistische opstoker met zijn birther-campagne tegen Obama – heeft Trump consistent haatgroepen van rechts gelegitimeerd. Die laten meer van zich horen en blijken meer Amerikanen aan te spreken dan voor mogelijk werd gehouden.

De onderstroom
Wat onderbelicht blijft is dat Amerika een land is waar antisemitisme altijd al enorm sterk aanwezig was. De Verenigde Staten lijken een paradijs voor Joodse Amerikanen, maar die weten wel beter. Er is altijd die onderstroom. Reden genoeg voor bezorgdheid. Amerikaanse Joden zijn zich bewust van hun geschiedenis, en niet alleen die van de Tweede Wereldoorlog. In Pittsburgh werden ze er met hun neus op gedrukt. Voor hun president was het enkel een onaangenaam incident dat de aandacht afleidde van zijn fantastische verkiezingscampagne. Voor hen was het de bevestiging van een onaangename trend.

De geschiedenis van Amerikaans antisemitisme is onbarmhartig. In de negentiende eeuw liep de Amerikaanse elite te hoop tegen de bankiers die vanaf 1850 invloedrijk werden: mannen als de Lehmans, de Goldmans en de Seligmans. Het waren Duitse immigranten die ooit begonnen in Pennsylvania als marskramers, handelaren en winkeliers, die later in New York succes boekten als bankiers. Ondanks hun succes, en deels dóór hun succes, werden ze sociaal op afstand gehouden, hoewel ze in de Amerikaanse Burgeroorlog hielpen de financiering van het Noorden te regelen. Zoals altijd viel het verhaal van de samenzwerende Joodse bankiers in vruchtbare aarde, de op geld beluste Shylock was een populair beeld.

In 1877 ontstond opschudding toen het grootste hotel in Saratoga Springs de bankier Joseph Seligman onderdak weigerde omdat hij Joods was. Seligman, die zo gerespecteerd werd dat hij door president Ulysses S. Grant was gevraagd als minister van Financiën, besloot er een zaak van te maken door de publiciteit te zoeken. Het was het eerste antisemitische incident dat de media bereikte, al was een antisemitische bejegening voor Joodse immigranten als Seligman in zijn jonge jaren niet ongewoon. Tot zijn verrassing werkte de publiciteit averechts en doken er overal bordjes op met ‘No Jews Admitted’. Volgens de historicus John Higham, expert op het gebied van nativisme, had het minder te maken met een anti-immigratiesentiment dan met een hardnekkig Amerikaans antikatholiek en anti-Joods gevoel. De vermeende vijandschap tegenover de Amerikaanse protestantse samenleving was het probleem. Deze mensen konden nooit Amerikaans worden.

De populisten, plattelandsactivisten in de jaren negentig van de negentiende eeuw, weten hun economische problemen tijdens de Lange Depressie van die jaren aan de bankiers in New York. Ook hier gold dat de boeren en activisten in het Midden Westen zelden of nooit een Joodse Amerikaan waren tegengekomen, maar dat Joden een aantrekkelijke zondebok waren om hun problemen aan toe te schrijven. In 1896 kon president Grover Cleveland de overheidsfinanciën alleen redden met hulp van J.P. Morgan en de Rothschilds. Deze uitverkoop aan de bankiers paste naadloos in het verhaal dat de populisten vertelden.

Toen na 1890 miljoenen straatarme Jiddisch sprekende Oost-Europese en Russische Joden arriveerden, verjaagd door discriminatie en pogroms, werd het alleen maar erger. De anti-immigratieretoriek in de jaren tussen 1900 en 1910 was bepaald onfris en gooide andere ‘rassen’ als Italianen en Jiddisch sprekende Joden op één hoop. Daarbij hadden de gevestigde Joodse Amerikanen weinig compassie met Joden uit een andere regio, met een andere taal en een traditionelere manier van geloofsbeleving dan de Joden die een halve eeuw eerder uit Duitsland waren gekomen.

Eerste Joodse opperrechter
Toen president Woodrow Wilson in 1916 de eerste Joodse rechter benoemde in het Supreme Court, Louis Brandeis, riep dat veel weerstand op. Het nominatie- en goedkeuringsproces duurde vier maanden, in die tijd ongewoon lang, en werd ontsierd door antisemitische retoriek. Na Brandeis’ benoeming weigerden sommige van zijn collega’s in het Hof naast hem te zitten of zelfs met hem te praten.

Het was een tijd van racisme en antisemitisme en zoals altijd gingen die vaak samen op. In 1915 werd in Georgia de Joodse zakenman Leo Frank gelyncht. Frank was in 1913 veroordeeld voor de moord op een dertienjarig meisje dat voor hem werkte. De nationale pers had de rechtszaak een ‘travesty of justice’ genoemd, een bemoeizucht die met een typerende reactie in het Diepe Zuiden tot nog sterker antisemitisme en haat jegens Frank leidde. Het Supreme Court wees zijn hoger beroep in april 1915 af. In augustus 1915 werd hij door een opgehitste menigte in Marietta, Georgia gelyncht.

Helemaal in zijn tijd paste ook de autoproducent Henry Ford die in 1918 de krant in zijn woonplaats Dearborn had gekocht. Hij begon daarin een serie artikelen waarin gesteld werd dat een Joodse samenzwering Amerika kapotmaakte. Joden waren verantwoordelijk geweest voor de oorlog, voor alle misdaad in het land, zelfs voor de slechte kwaliteit van de marine en uiteraard voor stakingen. Ford bundelde de artikelen in vier boeken die hij The International Jew noemde. Een half miljoen exemplaren werden gedistribueerd via zijn netwerk van dealers. Ford was populair, rijk en werd in de jaren twintig genoemd als presidentskandidaat.

Hebzuchtig en oneerlijk
De Grote Depressie, begonnen in 1929, maakte anti-elitegevoelens los die zich maar al te makkelijk vertaalden in antisemitisme. Volgens peilingen zag de helft van de Amerikanen Joden als hebzuchtig en oneerlijk, veertig procent vond dat ze te veel macht hadden in Amerika.

Het ging verder dan simpele xenofobie. Synagoges werden beklad met swastika’s. De populaire radiopredikant, de katholiek Father Coughlin, was antisemitisch en dat gold ook voor de vliegenier Charles Lindbergh, met zijn America First Committee, die enorme bewondering had voor Hitlers Duitsland. Het concrete gevolg was dat Amerika geen Joodse immigranten binnenliet toen het echt nodig was. Geen wonder dat Amerikaanse Joden en in het algemeen mensen met enig historisch besef rilden toen Donald Trump in zijn inaugurele rede ‘America First’ tot motto van zijn presidentschap verhief.

Nieuwsberichten over de Holocaust waren vanaf begin 1942 in de Amerikaanse media verschenen, zij het in uithoekjes van de grote kranten. The Boston Globe had in juni 1942 de kop ‘Massamoord op Joden in Polen loopt op tot meer dan 700.000 mensen’, onder aan pagina twaalf. De ontdekking van de omvang van de Holocaust in mei 1945 kwam als een schok. De moord op zes miljoen Joden en een schuldgevoel over Amerika’s gebrek aan hulp toen Joden Duitsland probeerden te ontvluchten zouden het buitenlands beleid na de oorlog fundamenteel beïnvloeden. In 1948 erkende Amerika zonder dralen Israël, maar dat was vooral het werk van president Harry Truman. De meeste ministers waren minder enthousiast.

Het negeren van de vernietigingskampen leidde tot een reactie die ook weer overdreven was: voor Amerikanen is de Tweede Wereldoorlog in Europa teruggebracht tot de Holocaust. De rijen voor het Anne Frank Huis in Amsterdam staan vol Amerikanen die niets weten van de Tweede Wereldoorlog behalve Pearl Harbor, Iwo Jima en de Holocaust. Dit bewustzijn verhinderde niet dat Amerika tot ver na de Tweede Wereldoorlog een sterk antisemitisme kende. Bij businessclubs en golfbanen werden Joden buiten de deur gehouden, in het Zuiden gingen racisme en antisemitisme hand in hand. In de biografie van Alan Greenspan, de latere president van de Federal Reserve, wordt opgemerkt dat hij begin jaren vijftig last had van anti-Joodse sentimenten op Wall Street.

Nixon
De bandopnamen van president Richard Nixon laten een diepgeworteld clichématig denken over Joden horen, vaak de grens van antisemitisme overschrijdend. Dat deze opmerkingen regelmatig vielen in het gezelschap van zijn als kind uit Duitsland gevluchte veiligheidsadviseur Henry Kissinger wijst erop dat het voor Nixon dagelijks taalgebruik was. Voor Kissinger was het nooit reden om zich van de president af te keren of, voorzover de banden dat laten horen, er iets over te zeggen.

Overigens heerste in zwarte kringen, vooral bij de Nation of Islam en haar leider Louis Farrakhan, maar ook bij predikant Jesse Jackson, een afkeer van Joodse Amerikanen. Jackson noemde in 1988 in zijn presidentscampagne New York ‘hymietown’, wat hem meteen een hoop steun kostte. Jackson ontkende eerst en noemde het toen een Joodse samenzwering om hem te ondermijnen. Hij weigerde altijd afstand te nemen van Louis Farrakhan.

Gevaarlijk verdeeld
Ogenschijnlijk is Amerika een bijzonder vriendelijk land voor Joodse Amerikanen en heeft het sinds de Tweede Wereldoorlog Israël omarmd als 51ste staat. De Israël-lobby heeft een ongekende invloed op de buitenlandse politiek. Zozeer dat zelfs Joodse Amerikanen soms door stupiditeit bevangen raken: Barack Obama die regelmatig golfde op een club in Maryland die veel Joodse leden heeft, kreeg te maken met een plan om hem de toegang te ontzeggen. De reden was dat de president in december 2016 in de Verenigde Naties een uitspraak die het nederzettingenbeleid van Israël veroordeelde niet had voorzien van een veto.

Het punt is: Amerika is ook op dit terrein een gevaarlijk verdeeld land. Enorm pro-Israël (hoewel steeds minder) en tegelijkertijd met een sterke antisemitische onderstroom. Vooral in kringen van white supremacists en survival- en white supremacy-types in het Westen en hardcore racisten in het Zuiden – maar zeker niet tot hen beperkt. Via Donald Trump, Fox News en alt-right hebben deze groepen nu de mainstream politiek bereikt.

Onnozele Trump
De onnozele president in het Witte Huis dacht lange tijd dat hij gevrijwaard was van elke kritiek omdat zijn schoonzoon en dochter Joods zijn. De werkelijkheid is dat Trump en zijn aanhangers een klimaat hebben geschapen waarin het aantal ‘incidenten’ sterk is gestegen en een onaangename blik op de onderbuik van Amerika tonen. Er is niet zozeer sprake van een groei van het antisemitisme als wel een groei van de bereidheid om, onder de vlag van afkeer van politieke correctheid, er ongefilterd over te babbelen. Geen wonder dat de meest extreme activisten er ook naar gaan handelen.

Frans Verhagen is journalist en Amerika kenner. Zijn meest recente boeken zijn ‘Geschiedenis van de Verenigde Staten’ en ‘De Kennedy’s. Amerika’s First Family’. Dit artikel verscheen eerder in De Groene Amsterdammer.

Frans Verhagen
Categorie: |

Home » Nieuws » ‘Altijd is er die onderstroom’ – korte geschiedenis van het antisemitisme in Amerika