Bristol mag ‘gestolen Joodse’ Renoir houden

Renoir (dv)

De Engelse stad Bristol hoeft een schilderij van Pierre-Auguste Renoir niet terug te geven aan de oorspronkelijke Joodse eigenaars. Het doek, De kust van Cagnes, werd in 1935, vermoedelijk door de Oostenrijker Leopold Moller, op een veiling in Berlijn aangeschaft van Margraf & Co., een Berlijnse kunsthandel, die van 1929 tot 1937 eigendom was van de naar Frankrijk gevluchte Jakob en Rosa Oppenheimer. Moller ontvluchtte zelf de Gestapo in 1939 en liet het schilderij na zijn dood in 1999 na aan de Friends of Bristol Art Gallery.

Het Britse Spoliation Advisory Council, dat zich bezighoudt met het onderzoeken van claims naar onder het Nazi-bewind onrechtmatig verworven cultuurgoederen, heeft geoordeeld dat het schilderij werd verkocht als gevolg van een openstaande belastingschuld van een eerdere eigenaar en niet onder dwang van de Nazi’s. De Oppenheimers erfden in 1929 de kunsthandel van de vermogende Albert Loeske. Uit de nalatenschap van Loeske zouden nog aanzienlijke successierechten verschuldigd zijn, die met de veiling werden vereffend. De adviesraad concludeert dat de morele claim tot restitutie onvoldoende is om teruggave of een compensatiebetaling te rechtvaardigen.

Jakob Oppenheimer overleed in 1941 in Frankrijk. Rosa Oppenheimer werd in Auschwitz vermoord. Hun drie kinderen overleefden de oorlog.

Categorie:

Home » Nieuws » Bristol mag ‘gestolen Joodse’ Renoir houden