Een warm bad – David Serphos op Curaçao

D. Serphos

‘Mijn eerste maand op Curaçao zit erop. Het is als een warm bad. Dat allereerst.
Toch stemt het weerzien met oude bekenden me behalve vrolijk ook een een beetje melancholiek. Ik realiseer me nu pas hoeveel oude bekenden – generatiegenoten – hier niet meer zijn. Veel mannen leven – net als ik nu – gescheiden van hun vrouw en kinderen, die in de Verenigde Staten op school zitten. Zij reizen constant heen en weer. Anderen emigreerden met het hele gezin. Van de drie hechte vrienden die ik had, is één overleden, één verhuisde naar Boston, de andere ging met zijn gezin naar New York.
Maar eenzaam voel ik me gelukkig niet. Hans en Monique, met wie ik nauw samenwerk, zijn heel goede vrienden geworden en het aantal ontbijtjes en diners met hen samen, voelt als grote rijkdom.

De eerste zondag op Curaçao was “Dia di Himno i Bandera”, de Dag van het Volkslied en de Vlag. Een groot deel van de auto’s reed versierd met de blauwe vlag met zijn gele streep en twee witte sterren, die aan de ramen of deuren wordt bevestigd. Ze zijn voor anderhalve gulden (75 eurocent) overal te koop. Die vlag bestaat langer dan het land Curaçao, namelijk sinds 2 juli 1984.

De vlag werd ontworpen door Martin den Dulk, de eigenaar van het eerder dit jaar geopende restaurant Taboosh. Hij serveert daar traditionele lokale gerechten in een modern jasje. Ik at in april bij hem (inderdaad met Hans en Monique). Eén van zijn gerechten noemt hij “Beshimanto!” Het is een lokale vissoep die ‘goed nieuws’ brengt, aldus het menu. Dat vond ik leuk gevonden van Martin, want béshimantó is een van oorsprong Hebreeuws woord dat zijn weg heeft gevonden in het Papiamento. ‘B’siman-tov’ betekent letterlijk: “op een goede tijding” en is net als mazzaltov (gefeliciteerd) een goede wens die onder Joden in vroeger eeuwen veel werd gehoord, bijvoorbeeld tijdens een huwelijk.

Even terug naar die nationale feestdag die al sinds 1984 bestaat. Vorige week maakte de regering bekend dat 10 oktober voortaan bekend zal staan onder de naam ‘Dia di Outonomia’, de Dag van de Autonomie. Op 10-10-10 kreeg Curaçao de autonome status als land binnen het koninkrijk. We zijn bezig met nation-building.

Fin di luna
Maar er was nog iets bijzonders aan dat eerste weekend op het eiland. Die vrijdag was het 30 juli, de laatste dag van de maand. “Fin di luna” betekent dat een groot deel van de bevolking niet alleen die dag zijn salaris ontvangt, maar het geld ook graag meteen laat rollen. Er zijn grote feesten, waar toegangsprijzen van 100 en 200 gulden niet ongewoon zijn. Curaçaoënaars houden van hun (dans)feesten, Ook de supermarkten en winkels stroomden die dagen vol. Boodschappenkarren waren volgeladen, een beeld dat we in Nederland alleen kennen als er oorlogs- of watersnooddreiging is. Helaas moest ik dat weekeinde ook mijn eerste inkopen doen en dat betekende een volle parkeerplaats en lange wachtrijen bij de kassa’s. Timing is everything.

Sinds dag één heb ik een leuke ochtendroutine. Om de een of andere reden sta ik hier erg vroeg op, rond kwart voor zes. Na een licht ontbijt stap ik om zes uur ‘s ochtends de deur uit (de zon is dan net op) en wandel/jog 15 minuten naar de baai van Janthiel, een buurt genoemd naar de oude Protestantse familie Perret Gentil, die er zijn plantage had. Daar zwem ik en paar baantjes in de kristalheldere zee (over warm bad gesproken) en loop dan naar het terras van Papagayo, dat dan net de deuren opent. Daar doe ik elke ochtend om klokslag 7:00 uur een kopje koffie, lees De Telegraaf (lokaal gedrukt) en het Antilliaans Dagblad. Om kwart over zeven loop ik weer naar m’n appartement op de heuvels van Janthiel, ga lekker douchen en rij dan naar het kantoor van Hagen Design & Strategy. Als het werk het toelaat herhaal ik vroeg in de avond, bij zonsondergang, dezelfde routine. In het weekend zijn m’n rondjes wat langer, want ik probeer gemiddeld tienduizend stappen per dag te zetten. Ik heb nog nooit zoveel beweging gehad.

Janthiel ligt net voorbij de Caracasbaai, een vissershaven met een leuk strandje waar op zaterdag en zondag veel lokale families te vinden zijn. Zij brengen dan eten en drinken voor de hele dag mee en parkeren hun auto’s vlakbij de plek waar de familiepicknick wordt gehouden. Als ik er langs wandel maak ik graag foto’s, vooral van kinderen en van vissers. Het levert hele mooie plaatjes op. Ook in het weekend ga er op uit om foto’s te maken van het verval dat op het eiland helaas ook veel te vinden is. De kleuren van de kapotte huizen, hekken en daken zijn echter prachtig en ik stop veel langs de weg om ze in beeld te brengen.

Anders is het in de stad, die verdeeld is in de twee stadsdelen Punda(de ‘punt’) en Otrabanda (de ‘andere kant’, gescheiden door de Sint Annabaai. Je overbrugt letterlijk de twee stadsdelen, te voet door middel van de drijvende pontonbrug vernoemd naar koningin Emma. Met de auto gaat dat via de hoge Julianabrug. In het centrum zijn juist vele panden opgeknapt. Eind jaren negentig, toen ik hier nog woonde, verkeerden de voormalige sjieke herenhuizen in de stadswijken Scharloo, Pietermaai en omgeving in deplorabele staat en wilde je er niet dood worden gevonden. “Chollers” (drugsverslaafde kleine criminelen) beheersten het straatbeeld. Waar ze allemaal naartoe verdwenen zijn weet ik niet, maar je ziet ze nauwelijks nog.

Pietermaai
Veelal Nederlandse investeerders knapten de vervallen panden op, gebruik makend van voor monumentenherstel beschikbare subsidies. Het zijn nu kantoorgebouwen, kleine hotels en aantrekkelijke restaurants. Vooral in de wijk Pietermaai (vernoemd naar de Nederlander Pieter de Meij) zijn er tal van leuke restaurants pal aan de Caribische Zee. In enkele panden – die niet aan zee grenzen – wonen Nederlandse stagiaires, waarvan er vele honderden op het eiland aanwezig zijn. Veel werken in de horeca en in de gezondheidszorg. Door hun aanwezigheid zijn wijken als Pietermaai zowel overdag als ‘s avonds heel levendig. Het uitgaansleven tiert welig. Dat was twintig jaar geleden wel anders. Alle lof voor de Nederlandse (horeca)ondernemers die dit tot stand hebben gebracht.

Om van Janthiel naar mijn werk te komen – en naar ongeveer alle andere plaatsen op het eiland – moet ik de Caracasbaaiweg over. ‘s Morgens tussen half zeven en half negen en ‘s middags tussen vijf uur en half zeven is dat een bezoeking. Je zit een kwartier vast in een file. Helaas zijn er geen sluiproutes. De lange straat is een trechter waar verschillende toevoerwegen op uitkomen. Die drukte op deze weg is vooral het gevolg van de woningbouw in de wijken Janthiel, Jansofat en Brakkeput, waar de afgelopen twintig jaar veel welgestelden een villa bouwden. Zij brengen allemaal hun kinderen om dezelfde tijd naar school (de bel gaat meestal om half acht) of gaan naar hun werk (acht uur ‘s ochtends uur is doorgaans de starttijd). Fietsverkeer is er overigens nauwelijks. Er zijn namelijk geen fietspaden en de autowegen zijn er niet geschikt voor. Amateurwielrenners durven het wel aan, maar dat is niet zonder risico’s.

Voor m’n spirituele verrijking bezocht ik op een vrijdagavond de Snoa, de middenin Punda gesitueerde en uit 1732 daterende synagoge van de Spaans-Portugees Joodse gemeente ‘Mikve Israel-Emanuel’ (Israëls Hoop/God met ons), waarvan ik ooit, net als mijn grootvader en mijn oudste broer, voorzitter was. Op de harde houten banken zaten bijna drie eeuwen geleden al mijn voorouders…’ Lees de rest van deze gastcolumn en bekijk David’s foto’s via deze link.

David Serphos werd geboren op de Nederlandse Antillen en groeide op in Nederland. Van 1989 tot 1998 woonde hij met zijn jonge gezin op Curaçao, waar hij het familiebedrijf bestierde, actief was in de politiek en voorzitter was van de liberale Sefardisch-Joodse gemeenschap. Van 1998 tot 2008 was hij directeur van de orthodox-Joodse gemeente NIHS Amsterdam. Daarna was hij onder meer directeur van de Collectieve Israël Actie. Van 2015-2016 was hij betrokken bij Jonet.nl als redacteur. Momenteel bevindt Serphos zich weer op het tropische eiland om een communicatieopdracht te vervullen. Hij houdt een maandelijkse blog bij, dat tevens wordt gepubliceerd op Jonet.

Categorie: |

Home » Columns en opinie » Gastcolumns en blogs » Een warm bad – David Serphos op Curaçao